4 mei t/m 18 juni 1982
- Slow leisure: onze langste reis samen met trein, boot, bus en wandelend in 44 dagen vanuit Groningen via Duitsland, Oostenrijk, Italië, kris kras door Griekenland tot het eiland Kreta en weer terug naar Nederland.
We waren destijds beiden 29, opgegroeid met de leus “vertrouw niemand boven de dertig”, hadden net in het voorjaar met een zwaar gemoed besloten het hoog -gewaardeerde werk in Hamburg vaarwel te zeggen en tenminste voorlopig in het ons het meest vertrouwde Groningen onze tenten weer op te slaan en goed na te denken over onze toekomst. We kozen niet toevallig voor Griekenland: we hadden tijd voor een langere reis, het was een oude wens, Grieken die we hadden ontmoet lieten bij ons een goed gevoel achter en waar anders kun je goed (leren) nadenken dan bij de bakermat van onze Europese cultuur???
Mooie reisschets van Marianne: vanaf Bari, Brindisi, via het eiland Korfoe, door heel Noord-Griekenland, Athene, de Peleponnesos t/m het grote eiland Kreta en weer terug via o.m. voormalig Joegoslavië naar huis.
Weerzien met Venetië
Onze reis begon op 4 mei niet zonder complicaties: op onze treinkaartjes stond een andere reisroute dan we eigenlijk gepland hadden. Aan het loket in Groningen hadden we een kaartje van Groningen via Arnhem, Keulen, Bazel, Chiasso, Milano naar Venetië gevraagd. Maar we zaten in de verkeerde trein en moesten in Keulen in een nachttrein naar München overstappen. Onze gereserveerde couchettes waren daarmee ook vervallen… Gelukkig konden we in die trein naar München de zitbanken aan elkaar schuiven en nog een beetje slapen.
In München hadden we 5 uur oponthoud – genoeg tijd om even enkele bezienswaardigheden van het ons min of meer – Willy had nauwelijks actieve herinneringen aan zijn schoolreis midden jaren ’60 – onbekende München te leren kennen. We werden verrast door de goede, gezellige sfeer, met mooie, rustige straten, pleinen en gebouwen in deze Beierse miljoenenstad. Na onze ervaring met het leven in Hamburg een duidelijke verfrissing. Opvallend de Viktualienmarkt, een marktplein met veel terrassen, een Volksgarten, bazarachtige winkeltjes; de Stachus (Karlsplatz), een opvallend mooie winkelstraat uitlopend in het Stadhuisplein; en de rivier de Isar, midden in de stad, met zijarmen, kiezelbeddingen, stroomversnellingen en parken langs de oevers.
Om 13 uur reisden we dan verder met de trein via de Duitse Alpen, Salzburg, Innsbruck, de Brennerpas tot Bolzano in het Italiaanse Zuid-Tirol. Een mooi bergstadje met zowel Italiaanse flair als ook Oostenrijkse gemoedelijkheid. Veel arcades, mooie pleintjes, nauwe straatjes, prettig straatleven – jammer dat het bijna de hele avond regende.
De volgende ochtend zetten we om 9 uur onze reis voort en kwamen, met enige vertraging, tegen 14 uur binnen op het station van Venetië. Na 7 jaar Venetië weer te zien, was de vervulling van een net zo lange droom. Het blijft gewoon een onbeschrijfelijk mooie stad met een overweldigende aantrekkingskracht. En het toerisme bleek in mei nog relatief gering. Alleen de hoge prijzen en het slechte weer zorgden er voor dat het paradijsgevoel zich in grenzen hield. Wij logeerden drie dagen lang in een goed hotelletje dicht bij het station in een zeer mooi achteraf gelegen straatje, genoten van het goede Italiaanse eten, wandelden weer langs tientallen rios e canales en over nog meer bruggetjes. Wij genoten weer van de sfeer op en langs de Canale Grande, het San Marco Plein met kathedraal en Dogen Paleis en al die andere pleinen en kerken. We stonden weer versteld van de enorme pracht van het interieur van de San Marco Kathedraal en betraden voor het eerst het Dogen paleis van de praalzuchtige dogen.
Onvergetelijk zijn ook de vele vaarten met de vaporetto’s binnen Venetië, maar deze keer ook naar Murano, een heel mooie, verkleinde uitgave van Venetië, wereldberoemd voor haar kleur- en vormenrijke glasproductie. Met zo’n vaporetto bezochten we ook het beroemde bad eiland Lido. Een langwerpig, relatief groot eiland met oude badplaatssferen en een niet zo fraai strand (sorry, wij zijn te verwend op Texel), waar toen nauwelijks mensen waren. Op een mooie zomerdag zit hier waarschijnlijk half Venetië + bezoekers… Hier besloten we de volgende dag verder te reizen richting Zuid-Italië om van daaruit met de boot het Griekse eiland Corfu te bereiken.
Naar de hak van de laars
’s Ochtends op zondag 9 mei namen we de trein naar Bologna, waar we de reis 8 uur lang onderbraken. Dit bleek meer dan de moeite waard! Een grote, oude stad, met een unieke sfeer en vooral ongelofelijk veel arcades. Kilometers bij elkaar, nooit in die mate ergens anders gezien! Opzienbarend was ook een hele straat vol Ginkgo’s als laanbomen midden in de stad en een heel oud Dominicaans kloostercomplex met meerdere kerkgebouwen uit de 5e tot 12e eeuw. Aan mooie, oude gebouwen was er sowieso geen gebrek. Afrondend maakten we nog een ware volksoploop mee: duizenden mannen met verenhoedjes op het hoofdplein. Een soort schuttersfeest, alpinisten ontmoeting? De hele stad op poten!
Tegen de avond was alles weer voorbij en de sfeer op de Grote Markt weer fraai als vanouds. Met de nachtrein zijn we dan verder naar de havenstad Bari in Zuid-Italië gereisd, waar we al om 7.30 uur arriveerden. Met het bij elkaar schuiven van de zitbanken konden we weer wat uurtjes slapen. Fit genoeg om Bari even in te lopen: het bleek een heel snel groeiende stad van 400.000 inwoners waarvan het oude centrum schitterend aan zee lag. De sfeer in dit witte-huisjes-landschap was compleet anders dan de superbedrijvige rest van de moderne stad Bari. We bleven er niet lang want er vertrokken alleen ’s zomers vanuit Bari veerboten naar Griekenland. Dat kon wel vanaf een kleiner stadje meer zuidelijk, Brindisi. Bijna in de hak van de laars; van hieruit konden we nog wel ’s nachts met een dure bootreis naar het Griekse eiland Corfu. Nog meer luxe: we besloten slaapcabines te nemen, omdat de afgelopen nachten ook al vermoeiend geweest waren.
Een weekje op Corfu / Kerkira
We bereikten Griekenland op 11 mei al vroeg om 7 uur ’s ochtends. Nog wat eerder, met de dageraad, waren we langs de spectaculaire maar destijds onbereikbare kust van Albanië gevaren. We waren niet de enigen die gefascineerd naar de zonsopgang boven de kust van het geïsoleerde land keken. Corfu of Kerkira zoals de Grieken zeggen, bleek een prachtig stadje in Venetiaanse stijl, de heuvel op gebouwd met kleine, steile straatjes, trappen e.d. Op een van de eerste pleintjes vroeg ons een oudere man of we een kamer zochten. Na een Griekse koffie gedronken te hebben besloten we zijn aanbod aan te nemen: 500 drachmen p.p. (ca. 10 gulden). Het huis lag midden in het stadje, niet ver van de haven en ook midden in het bruisende winkeltjesleven. De bedden waren niet helemaal betrouwbaar schoon, maar ja, we hadden toch twee slaapzakken bij ons… En na een eerste verkenning van het fraaie stadje besloten we hier langer te blijven, meer van het relatief grote eiland te verkennen.
Kerkira bleek niet alleen over een mooi hoofdstadje te beschikken maar ook nog een zeldzaam groen en bloeiend eiland te zijn! ’s Middags trokken ons al de kust, een klein vissersdorpje, Benitses, (15 km zuidelijker) en een heerlijke mei-wandeling door het mediterrane landschap aan. Een onvoorstelbaar prachtige flora in volle bloei, talrijke soorten wilde orchideeën e.d. schoon- en zeldzaamheden. Wij stonden (en zaten) er vaak bij stil, raakten bijna in extase!
Een dag later verkenden we de prachtige kust en het binnenland op weg naar Kassiopis op 35 km afstand van Kerkira stad en op korte zichtafstand en toch onbereikbaar, het Albanese Ksamil. Nu waren we enigszins voorbereid maar het bleef een waar genot, ook het weer en het water!
Toen wilden we natuurlijk ook graag het oosten van het eiland een beetje verkennen: die kant op leek er ’s ochtends geen bus te gaan, dus dan maar liften. Na een lange wachttijd kregen we een lift van een aardige meneer met zo’n typische oude landrover. Hij bleek de eigenaar van een klein hotelletje op het strand van Pelekas. Na elf km bochtenrijke straat boog hij af en daalde 3 – 4 km over een verschrikkelijk slingerend en gevaarlijk pad naar beneden tot op het strand. Een van de engere ritten van ons leven, maar toch ook fantastisch om te beleven. Aan het paradijselijke strand hadden hij en zijn vrouw en zoon een klein restaurantje en 8 frisse, bescheiden slaapmogelijkheden. Zee, strand, bergen, rotsen: blauw, groen, zandkleur, zwart en een wit huisje (zie foto1)… enorm fraai!!
Verder stonden er alleen wat andere huisjes, enkele wildkampeerders, een zomers bestaan met eigen boot om te vissen (foto 2), ergens anders wijndruiven, olijven etc. Op het eerste gezicht een hemels stukje aarde. Wij besloten spontaan hier de hele middag te blijven, van alles te genieten. Tegen de avond, de zon was nog steeds zengend, hebben we dan toch de kilometers lange klim naar het bergdorp Pelekas ondernomen, waar we totaal uitgeput aankwamen.
Beloning: vanaf het kerkpleintje kon je over het halve eiland kijken. Een geweldig uitzicht! Met de laatste bus gingen we terug naar Kerkira, overtuigd dat we hier zeker terug zouden komen.
De volgende ochtend gingen we al vroeg in een volle bus (Amerikanen en Canadezen) van Kerkira stad naar Pelekas. We waren al bang dat ‘ons strandje’ ontdekt zou zijn. Maar gelukkig gingen die mensen óf verder óf zij bleven even in het dorpje. Beneden aangekomen viel ons het eerst nog veel grotere stilte op: niemand te zien! De aardige jongen van het hotelletje wist de oorzaak te vertellen: de politie had afgelopen nacht de wildkampeerders verdreven of opgepakt. Ambivalent gevoel bij ons: wat vervelend voor die mensen, maar de totale rust was ook aangenaam voor ons. Het werd een heerlijke dag van zonnen, dagboek schrijven, in het water afkoelen, Grieks leren, picknicken… in deze Griekse tuin van Eden zo dicht bij zee.
De volgende dag, bewolkt, iets koeler, hebben wij onze fysieke grenzen verkend: 25 heerlijke kilometers door het binnenland van Kerkira gewandeld, langs vijf kleine dorpjes met onvoorstelbaar vriendelijke mensen, zwaaiend, groetend en heerlijke (boeren)natuur (zie ook foto’s boven). De laatste vijf kilometers begon het weer dreigend te worden, het werd toen dus doorlopen geblazen langs hoog beladen ezels, die vlak voor het dreigende onweer het hooi nog binnenbrachten. Totaal uitgeput – wel droog – bereikten we Pelekas waar we op terrasstoelen neerploften; het lukte ons trouwens nauwelijks om geruisloos door al die stoeltjesrijen heen te manoeuvreren… Lang en uitgebreid eten en drinken hielp wel om bij te komen: bijna zwevend van de wijn liepen we terug tot ons strandhotelletje 4 km dieper gelegen. Een kop koffie lukte nog net wel, de strand-disco van Georgis (goede LP’s!) sloegen we over. De mooie muziek hoorden we nog wel zacht op de nabije kamer. Goed geslapen!
Onze laatste dag in Pelekas sliepen we een beetje uit – Maria ook, dus er was ook pas laat, 9.30 uur, ontbijt – de twee mannen waren vissen. En die kwamen nog tijdens het ontbijt met een mooie lading vis thuis. Allen even komen kijken en bewonderen: langoesten, inktvissen, tong, veel roodbaars, sardientjes… De rest van de dag genoten we afsluitend nog eens van deze heerlijk plek, probeerden via de rotsen de volgende baai te bereiken. Dat lukte niet, maar alles wat we aan zeeleven en ‘voelsteentjes’ ontdekten maakte dit ruimschoots weer goed. En heerlijk zwemmen in zee zorgde voor de nodige afkoeling. ’s Avonds hebben we dan met veel genot de fris gevangen zeevis gegeten.
Begin van een nieuwe week en episode: Corfu enigszins weemoedig verlaten, maar Igoumenitsa en het vaste land van Griekenland lokten: na ruim 100 minuten arriveerden we na een schitterend zonnige vaart in de havenstad, waar we al gauw besloten om per bus verder te reizen naar de hoofdstad van de provincie Epirus, Ioannina. Een 100 km lange busreis door schitterend wild en eenzaam bergland. We bereikten Ioannina op de late namiddag en ontdekten als eerste de vele ooievaars in de stad: de eerste nog ‘gewoon’ op een oude telefoonpaal en dan steeds meer, vooral op schoorstenen van (grotere) gebouwen. Van de bibliotheek hebben we uiteindelijk een foto mee naar huis genomen! Niet zo verbazingwekkend toen we later zagen dat Ioannina aan het grote meer, Panvotida, met hoge bergen en rietzones eromheen ligt. Ook hier werden we op straat door een hotelportier op een goedkope kamer aangesproken.
In eerste instantie vonden we de stad wat rommelig. Maar we zouden gauw wennen aan de mix van bijna vervallen oude stadsdelen, onafgemaakte nieuwbouw maar ook evenveel drukke ‘Turkse’ bazaarsferen, een ommuurd oud stadsgedeelte, een moskee en paleisheuvel schitterend boven het meer gelegen. Alles enorm afwisselend, spannend. En ’s avonds genoten we op een terras aan een druk plein weer van de maaltijd en het typisch mediterrane flaneren.
De volgende middag vertrokken we per bus naar het op 1120 m hoogte gelegen bergdorp Metsovon. Weer zo’n wild, ruig, nauwelijks bewoond landschap en dan een liefelijk Grieks dorpje, veel mooie handcraft (textiel en hout vooral), oude
mensen in klederdracht, met sneeuw bedekte toppen rondom, gitaarmuziek ergens vandaan, prachtige oude bomen om het centrale dorpsplein, houten huizen, zwaar beladen pakezels als gewoon transportmiddel. Wij genoten enorm van de sfeer tijdens het wachten op de aansluitende bus naar het nog befaamdere Kalambaka / Meteora. Die busaansluiting lukte om onduidelijke redenen niet, liften na een uur wel. Met een vrachtwagen vol tomaten passeerden wij Griekenlands hoogste pas (1705 m) via honderden wilde bochten en serpentines door een geweldig mooi en woest landschap zonder zichtbare menselijke sporen (behalve uiteraard de weg…). Tegen de vroege avond bereikten we Kalambaka, een klein stadje dat beroemd is vanwege het adembenemende landschap rondom: reusachtige, bizarre rotsen met kleine kloosters on top: Meteora. Je moet het met eigen ogen zien, anders geloof je het niet!
Een prima hotelletje vonden we weer snel, en voor het donker worden keken we al met opperste verbazing naar de tot 600 m hoge rotsen. De volgende ochtend bracht ons een bus tot onder het hoogstgelegen, meest belangrijke van de nog 6 overgebleven kloosters in Meteora: Mega Meteoron (Groot Meteoron). Gebouwd op bijna ontoegankelijke, hoge rotsen in een uniek landschap. Omhoog geklommen via trappetjes in de rots kwamen we terecht in een geweldige oude kloostersfeer met een heerlijke byzantijnse kerk, een refter en een museum met oeroude bijbels (10 – 16e eeuw). Begrijpelijk dat hier ondanks de moeizame weg veel toeristen uit de hele wereld belanden: alles hier is werkelijk wonderbaarlijk. Het volgende klooster – ook in rang nr. 2 – Varlaäm – bleek even bezienswaardig. Van daaruit wandelden we nog 5 km door dit wonderlijke landschap met nog twee bewoonde kloosters, Agia Triada en Agios Stefanos. Jammer, maar de monniken deden aan siësta. Van een oud Amerikaans stel hoorden we zodoende wel, dat er hiervandaan een mooi wandelpad richting Kalambaka langs de rotsen (200-300m dieper) liep. En zo begonnen we aan een van de mooiste wandelingen van ons leven: langs prachtige rotsformaties, oude bomen, prachtige flora, Griekse landschildpadden op ons pad, een steenarend dreigend zwevend door het ravijn. Aangekomen in Kalambaka waren we toe aan een hapje, drankje en siësta. Even nagenieten van de wandeling!
De volgende dag werd een dag van liftjes van 10 – 20 km door de Vlakte van Thessalia, langs Trikala, Karditsa, Sofades, Neon Monastiri en dan de bergen weer in tot Lamia. Stadjes met Turkse invloed, veel landbouw – graan, katoen, tabak. In Lamia besloten wij de bus tot een bergdorp, Amfissa, te nemen: afwisselend grof, ruig resp. liefelijk berglandschap, voor we in het compleet oude stadje in de hoge bergen arriveerden. Prachtige oude winkels en een mooie reisdag!
Dan van het mooie, levendige Amfissa naar het fantastisch gelegen, wereldberoemde Delphi, 20 km verder oostelijk gelegen. Enorm veel internationaal toerisme. Ook hier weer zeer begrijpelijk: de fantastische ligging, de prachtige antieke restanten zijn adembenemend. We zijn na een vroege autolift gelukkig zo vroeg dat de antieke wereld er nog vredig en stil er bij ligt! Met een papieren reisgids bezoeken wij de tempel van Apollo, het amfitheater en het stadion, en proberen er nog iets van de boeiende geschiedenis op te steken. En dan het landschap er omheen…
Maar ook hier weten we ons weer los van te maken: Athene lonkt, maar eerst maar liftend naar het fraaie bergdorp Arachova. Hier pauzeerden wij, met prachtige vergezichten op dorp, dal en bergen, voor we verder gingen tot Levadia, waar we dan toch maar besloten, de bus naar Athene te nemen, die ons tegen 18 uur op een druk busstation afleverde.
Athene
En toen stonden we opeens in deze vreemde, drukke miljoenenstad, waar op achtbaanswegen talloze auto’s voorbij raasden, en b.v. 14.000 taxi’s constant rondrijden of op klandizie wachten, en probeerden ons te oriënteren. En dan is Grieks niet alleen een vreemde taal, maar ook van de letters kun je weinig terecht breien als je het Griekse alfabet nauwelijks beheerst… In de verte zag Willy gelukkig een soort Sneltram-station waar we besloten heen te lopen. Hier heeft Marianne, vanaf een kiosk, onze Griekse vriend Babis Merikas (die we in onze Hamburgse periode hadden leren kennen) telefonisch bereikt. Hij moest vreselijk lachen om onze poging uit te leggen waar we eigenlijk stonden en hem iets spelden wat ”Uitgang” betekende. Hij raadde ons aan een taxi te nemen tot het kantoor waar hij werkte. Babis dus na langere tijd in zijn werkomgeving weergezien. Beetje onwennig iedereen, zenuwachtig, maar ook al gauw ontspannen, gelukkig. Met zijn woningsleutel op zak zijn we dan per taxi naar zijn huis gereden. Het was een leuke, gezellige woning in een behoorlijk rustige wijk met veel kleinere, witte huizen, balkons vol bloemen, zo nu en dan zelfs tuintjes. Wel nog duidelijk binnen de immense stadse bebouwing van Athene gelegen. Het zou 22 uur worden, voor we Babis in zijn eigen huis konden verwelkomen, en het zou nog even duren voor we met hem in een hem welbekende Taverna uitstekend zouden gaan eten en drinken. De baas en z’n dochter zaten geregeld even bij ons aan tafel om uit te leggen wat we voor specialiteiten van de Peloponnesos (de baas en Babis waren afkomstig van dit reuze schiereiland) nu weer móesten uitproberen. Het meest vreemde waren gebakken schapenballen… Dankzij Babis als uitstekende tolk konden we zowel over het eten als ook de politiek (destijds het belangrijkste in Griekenland) in onzer beider landen uitgebreid praten. Om 3 uur ’s nachts liepen we door het totaal rustige Athene een taxi te zoeken; Babis met een 2l fles Retsina in een soort jerrycan, die in de taverna van het vat werd afgetapt. Wij betaalden samen trouwens maar 40,- Hfl. voor een urenlange maaltijd, dranken + de retsina voor thuis! Het zou nog tot 4 uur duren voor we voor de eerste keer in Athene sliepen.
Gelukkig was het weekeind en konden we allen uitslapen. Voor de zondag (14 – 16 uur) had Babis ons uitgenodigd voor een typisch Griekse maaltijd bij hem thuis: verschillende salades, lamskoteletten, aardappelen-in-de-schil à la Babis met schapenboter. Delicaat! En natuurlijk water en wijn… Voor de overige tijd spraken we af ons zelf te verzorgen, want Babis maakte echt lange werkdagen tot 22 uur (heel lange siëstas, dat wel) en we wilden ons voor de rest min of meer ‘onzichtbaar’ maken, hem absoluut niet lastig vallen. We zouden uiteindelijk nog 6 complete dagen blijven… Genoeg tijd dus om bijna elke dag iets van de drukke hoofdstad te verkennen met haar wereldicoon Akropolis, met het Akropolis-museum, amfitheater, het Erechtheion, het Pantheon, de Nike-tempel, het Areopaag, een heuvel ten noordwesten van de Akropolis etc. en vaak stil te staan of beter gezegd te gaan zitten en te mijmeren over 2500 jaar geschiedenis. We zochten rust en frisse lucht (die smog…) in fraaie, rustige, mediterrane parken, maar ook in restaurants en op terrassen voor lunch en andere kleine maaltijden, bezochten befaamde pleinen zoals het Syntagma- of het Ommoniaplein, kwamen langs het parlementsgebouw, verkenden de levendige uitgangswijk Plaka onder de Akropolis, en raakten thuis in het openbaar vervoer cq. op de busstations
waarvandaan ons bussen in alle richtingen buiten de stad vervoerden. Dankzij Babis hoorden we ook dat er op woensdag een kleurrijke markt in de wijk zou zijn en hij heeft ’s avonds laat of ’s ochtend vroeg nog wel eens een leuk idee aan onze dagbestedingen bijgedragen.
Zo bezochten we achtereenvolgens Kaap Sounion met z’n Poseidontempel, het lands-end van het schiereiland Attika, en genoten van zijn heerlijke, rustige kust.
De volgende dag vertrokken we per bus en lift naar Porte Rafti en het havenstadje Rafina. In beide gevallen geen bijzonder aantrekkelijk stedenschoon, wel ruime zandstranden, deels mooie kust en vergezichten en op maar 40 km afstand ten oosten van Athene. Eind mei niet te druk, overwegend Grieks publiek, veel picknicks, balspelletjes, strandplezier. Ter afwisseling volgde op woensdag een marktbezoek in onze wijk. We kochten veel groenten en fruit voor ons allen, voor Babis 3 tomatenplanten en plantaarde (voor op z´n balkon) en bloemen voor in huis. Zo voel je je al een beetje meer thuis in een vreemde stad en cultuur! Na het marktbezoek namen we weer enkele uren de tijd voor de stadse wonderen en in de namiddag hadden we nog energie voor een busreis naar Dafni, een befaamde oud Grieks-orthodox klooster, maar 11 km buiten de stad. Meer dan rondom het complex te bewonderen was niet mogelijk: gesloten vanwege renovatie…
Weer een dag later hadden we zin om het wereldberoemde stadje Marathon met eigen ogen te zien. Gelukkig ging er een bus naar het 42 km ten noordoosten van Athene gelegen stadje. Daar kwamen we verrast in een slaperig, relatief nieuw stadje – lintbebouwing – terecht. Siësta – niets te beleven. Dan maar wandelend en liftend langs de kust naar Schinias, Nea Makri tot Mati vanwaar we uiteindelijk terug naar Athene konden rijden. Beetje Oostzee-achtig, schreven we in ons logboek (dat kwam vooral door de steentjes stranden, de steile kust en de koude mist die ons hier verraste). Terug in Athene zijn we met Babis, ter afsluiting van onze Athene-periode en om hem voor de enorme gastvrijheid te bedanken, tussen 22 – 24 uur weer heel lekker uit wezen eten.
Via Hydra naar de Peloponnesos
Hartelijk afscheid van Babis na het ontbijt, nog een paar kleine boodschappen doen en dan per bus en metro naar de havenstad Piraeus, waar de boten naar het eiland Hydra, 80 km ten zuiden van Athene, niet ver van de kust van de Peloponnesos, vertrekken. In ruim 3,5 uur voeren we, behoorlijk snel, langs de eilanden Egina en Poros naar het heerlijk gelegen oude havenstadje Hydra (2000 inwoners) op het gelijknamige eiland. Voor de eerste keer was het moeilijk een kamer te vinden: we vonden uiteindelijk wel een zeer mooi huis met terras en uitzicht op het stadje en de haven. Het hele lange weekeind dat we op Hydra verbleven was alleen al het terras de hogere prijzen waard… Maar irritant bleven we het vinden dat het eiland ”vast in rijke handen is”: te veel faam door te veel bekende mensen uit de muziek- en de filmwereld die op het eiland woonden of wonen of ‘gewoon’ net als wij, er kort verblijven (maar dan op grote jachten die talrijk in de grote en kleinere havens van het eiland dobberen) en vooral genieten van exclusiviteit. Alleen jammer dat ze ook de verhoogde prijzen steeds meer bepalen. Wij verzorgden ons twee dagen lang zoveel mogelijk thuis op het fijne terras en onderweg, picknickend in het heerlijke landschap en langs de prachtige kust en zee. De drukte op het eiland beperkte zich trouwens maximaal tussen 11 – 17 uur. Toeristen slapen over het algemeen lang en dagjestoeristen vertrokken uiterlijk tegen 17 uur. Zo kwamen we in de binnenlanden met verstilde dorpjes, boomgaarden, kleine velden, maar ook ruige bergnatuur (prachtige vlinders en bloemen vooral!) en aan de kust met ontspannen haventjes, veel mooie rotskusten en strandjes vooral boeren met pakezels en muildieren resp. vissers met hun vangsten en netten tegen (nog geen vakantieperiode). Balsem voor alle zintuigen en compenstatie van de irritant-exclusieve kant van het eiland.
Met een flying dolphin voeren we op maandagochtend 31 mei high speed binnen een half uurtje naar Ermioni, een havenstadje aan de meest nabij gelegen kust van de Peloponnesos. Van hieruit lukte het ons in twee liften ruim 50 km verder te komen tot het wereldberoemde antieke Epidaurus. Het kustlandschap waar we doorheen reden was gewoon droomachtig mooi: prachtige vegetatie, ruige bergen, de zee nooit ver weg. In Epidaurus bezochten we vooral het best behouden antieke amfitheater van Griekenland (volgens eigen zeggen).
Alles bleek na 2500 jaren nog in goede staat, de akoestiek was machtig: we hoorden een acteur oefenen voor een actuele theateruitvoering. Normaal hard pratend hoorde je hem helemaal boven, 50 rijen hoger zeer aardig. De overige resten van immense omvang – tempels, gymnasion etc. – bleven voor ons grote stenen puinhopen. Naar ons idee van toen werd er van ons te veel fantasie gevraagd. Met een bus gingen we dan om 16 uur naar het haven-, kust- en vestingstadje Nauplion (ruim 30.000 inwoners). Nauplion bleek bij een eerste verkenningsrondgang een mooie aan zee gelegen, weinig toeristische stad met een oud centrum, omgeven door bergen en opvallend veel vestingwerken aan en in zee en forten op de bergen. Onverwachts fascinerend!
En als je in Nauplion bent dan klim je zo spoedig mogelijk de 200 meter omhoog naar de burcht en vestingwallen van een van de grootste vestingwerken van Europa: een geweldig groot en goed onderhouden muurwerk van kilometers bij elkaar, met schietschachten, gangen, toren, trappen, kerkje… 2,5 uur zijn we daar rondgelopen en -geklommen en hebben we het uitzicht over de stad, de zee en de bergen met groeiende fascinatie bewonderd.
Helemaal onder de indruk wandelden wij ’s middags richting de rotskust om hier een rustig zon- en zwemplekje te vinden. Makkelijk was het niet, maar met wat klauteren, een beetje eng, lukte het wel. Niemand verder te zien, heerlijke uitzichten, rust… alleen veel zeer kleurrijke visjes en zee-egels tussen de stenen en rotsen. Wij zijn dan nog drie uur met veel plezier langs de kust ‘gelopen’ tot ons de honger richting de stad dreef.
Vanuit Nauplion was het maar 12 km tot Argos, een provinciehoofdstadje, centrum van het abrikozen- en sinaasappelgebied Argolidis. Een complete markt- en handelsstad zonder toerisme. Hier zaten we vooral op het spoor van het verleden van Babis, die hier met succes het gymnasium had bezocht en 10 km zuidwestelijker, in Skafidafi werd geboren! Bovendien hoopten wij hier misschien bij de abrikozenoogst te kunnen helpen… maar we vonden op de plaatselijke markt nog geen abrikozen. Dan maar buiten het stadje kijken hoever het werkelijk met de abrikozen stond. In de namiddag zou een bus naar Skafidaki, het geboortedorpje van Babis dus, vertrekken. Zoals gehoopt kwamen we midden op het platteland terecht, waar iedereen met grote ogen naar ons keek. Abrikozen zagen we en masse, maar ze waren nog groen tot lichtgeel en nog keihard. Minstens nog twee weken, schatten we. Dan maar een mooie wandeling langs boomgaarden, groententeelt en schapenkudden richting de zee (4-5 km). We beseften heel sterk: In dit landschap is Babis dus opgegroeid en hoedde hij als kleine jongen een schaapskudde… Uiteindelijk kwamen we in Mili aan zee, een piepklein dorpje, terecht. Even de zee ‘begroeten’, Nauplion uit de verte bewonderen en niet op een bankje o.i.d. gaan zitten omdat het te winderig en te koud (!) was. Terug naar het dorp, bij een van de souvlaki-tentjes iets gegeten en gedronken. Opeens zag Willy met verbazing, dat een slager schuin tegenover ons terrasje Merikas heette! Net zoals Babis, en wij herinnerden ons dat zijn vader inderdaad vlak bij Skafidaki een slagerij bezat. Die oude heer leek ook wel duidelijk op Babis (zoals zo veel Grieken, dat weer wel…). Zomaar een gesprek met die oudere meneer durfden we in ieder geval niet aan.
De volgende dag zijn we vanuit Argos met de bus naar het beroemde Mycene gereden, 15 km verderop. De restanten van een 3500-4000 jaar oude Mycenische hoge cultuur lokten ons zeer. We bewonderden de Leeuwenpoort, de oude koningsgraven (leek wel Egyptisch), paleisrestanten, maar ook gewone huizenresten en graven. Dit alles weer in een paradijselijk landschap van ruige bergen, vruchtbare dalen met fraaie paden, ezels, geiten, olijfbomen, rode aarde etc. Ongewoon indrukwekkend! Heerlijk om hier rond te dwalen, maar ook om een tijdje uit te rusten en het verre verleden proberen te beseffen. Om dit nog een tijdje te blijven voortzetten besloten we hier vandaan door het dal naar Argos te wandelen: langs abrikozen- en sinaasappelplantages, olijfboomgarden, artisjokkenvelden, maar ook langs gewone aardappelvelden, pauzerend in twee kleine dorpjes, Monastiraki en Honikas, om even iets te drinken en te eten. In Monastiraki rook het hele dorpje naar oregano die net grootschalig geoogst werd. Nooit zo iets gezien! Verder een ontzettend rustige, tijdloze streek met veel vriendelijk groetende mensen: alleen jammer dat we niemand tegenkwamen die iets anders dan Grieks praatte. En dat maakte de kans om mee te werken bij welke oogst dan ook erg klein. Tegen 16 uur werd het zo heet, dat we blij waren om net als de inheemsen onder een boom de schaduw op te kunnen zoeken. Uiteindelijk werden we door een aardige buschauffeur gratis nog een klein stukje meegenomen tot Argos.
Op weg naar de zuidelijke Peleponnesos
Vertrek uit de heimat van Babis. Liften lukte gewoon niet, dus dan maar de bus van 11 uur in de goede richting: naar Tripolis, 60 km op en neer door de bergen, een geweldige rit met de zo bekende uitzichten die regelmatig tot veel ooohs en wows leidden. In Tripolis, twee uur later, bedacht Marianne dat we nog voor het weekeind naar een bank moesten zoeken – on strike! Dus maar zo snel mogelijk naar Sparta liften, nog eens 60 km, en hopen dat we daar of tussendoor een bank zouden vinden waar niet gestaakt zou worden. Een vriendelijke boer nam ons al snel 30 km mee en zette ons daar, midden in een wild-romantisch Peloponnesos-landschap allervriendelijkst uit de auto. Hij moest spijtig hier linksaf naar een eenzaam dorpje… Maar, zoals gelukkig wel vaker aan het einde van de wereld: de eerste auto de beste nam ons mee! Ietsjes te laat in Sparta, alle banken waren net dicht. Het postkantoor en een groot hotel wisselden geen cheques, maar dan hadden we toch weer geluk bij een kleine bank waar men begrip voor onze beroerde situatie had. Ze verontschuldigden zich zelfs nog omdat ze de wisselkoers niet exact uit konden rekenen. Vanaf dit moment liep alles als op rolletjes: een betaalbare kamer gevonden, uitpakken, uitrusten en per bus 6 km verder naar het beroemde Mistras: een middeleeuwse, byzantijnse stad, oftewel haar opvallende overblijfselen. Het was een korte rit door de vruchtbare vlakte van Sparta tot aan de schitterende voet van de 2400 m hoge toppen van het Taigetos-gebergte. Hier naderden we dus een verlaten en verwoeste stad (behalve een klooster) uit de 13 – 15 eeuw. We arriveerden er te laat voor het plaatselijke museum en besloten in het moderne dorpje vlakbij iets te eten en te drinken en dan morgen terug te komen. De eerste indruk was te overweldigend om een bezoek te snel af te raffelen. Mañana, mañana!
Maar eerst gingen we die volgende ochtends nog naar een kleinschalige markt vlakbij ons hotelletje: naast heerlijk vers fruit en groenten kon je er ook kuikentjes, kippen, haantjes en ander kleinvee kopen… Om 10 uur haalden we de bus naar Mistras, om al een half uur later 350 m de berg op te klimmen en in een geweldige hoeveelheid van huizenruïnes, een paleisruïne, meerdere byzantijnse kerkjes, en kloosters die wel na en na weer gerestaureerd werden, rond te struinen. In de kloosters zag je prachtige fresco’s, en helemaal bovenop was uiteraard een flinke burcht te bezoeken. Overal om ons heen verder natuurlijk ook een prachtige flora en fauna – muurflora, hagedissen, vlinders, en kevers vielen ons vooral op – die langzaam maar zeker steeds meer van het terrein over zal nemen. Tot onze eigen verbazing bleven we inclusief rustpauzes en picknicks tot 18 uur in het ooit bruisende stadje. Een werkelijk fantastische spookwereld die – zeker voor de leek – een veel concreter inzicht in het leven van toen gaf. Het gaf ons zoveel energie dat we ook nog terug tot Sparta (6 km) wandelden. Doodmoe maar toch dolgelukkig.
De volgende dag, Pinksteren in Griekenland, een week later dan bij ons. Dus liften was even onmogelijk. Een en al familie uitstapjes, volle bak, korte afstanden, geen bestel- of vrachtwagens. Gelukkig ging er wel op zondag om 12 uur een bus naar Githion, ons volgende doel. Maar daarvoor was er nog tijd voor een bezoek aan het Stedelijk Museum van Sparta (meer alledaagse voorwerpen en meer uitleg dan bij de vele ‘antieke musea’/sites). De bus reed vanaf Sparta 50 km door een zeer verlaten – overal ruïnes – ruig berglandschap tot Githion, gelegen aan de top van de uiterste, zuidoostelijke vinger van het Peleponnesos-schiereiland. Een havenstadje met de mogelijkheid van overtochten naar de eilanden Kithira , maar vooral ook Kreta (Kriti in het Grieks). Onverwachts mooi gelegen, oud en weinig of niet door het massatoerisme overspoeld. Wel zeer levendig, gezellig en voldoende rooms to let. Wij vonden gauw een zeer eenvoudig, echt Grieks huisje voor ons alleen met twee kleine kamertjes, keukentje en WC buiten. De rotsen van de berg vormden voor een deel de muren van de kamers! Verder was er uitzicht op zee, de haven en een eiland. We hebben nog lang over langere verblijfsmogelijkheden gefantaseerd… en ons de rest van de dag in Githion en directe omgeving echt vermaakt.
Voor de 2e Pinksterdag was wel een uitstapje gepland: 36 km zuidwestelijk van Githion liggen twee van de beroemdste grotten van Griekenland, één waar je doorheen kan lopen, een tweede waar je met een roeiboot doorheen gevaren wordt. Met de bus van 10 uur reden we door de wilde, eenzame zuidelijkste streek van de Peleponnesos. De ‘vinger’ waar we doorheen reden heette Mani. Vanwege haar onherbergzaamheid was die streek in vroegere tijden een regio, waar Spartanen e.a. zich in weerburchten, versterkte huizen, torens en kerken terugtrokken. Zulke gebouwen zie je nog steeds overal in het landschap of in de dorpen. Pas na 27 km (!) passeerden we het eerste plaatsje, Areopolis. Hier heerste een vreemde sfeer van afgescheidenheid, trots, maar evenveel verval en vertrek. We moesten nog 11 km verder voor we de grotten niet ver van Digos Pirgos bereikten. Er aangekomen verraste ons de enorme Pinksterdrukte met rijen wachtenden voor u… Die hitte, de prijs, de lange wachtrijen: met enige spijt maar toch beslist besloten we liftend tot Areopolis en vandaaruit met de bus weer terug naar Githion te gaan. Tot Areopolis liftten we met twee stoere jongens en beproefden we de vreemde sfeer van dichtbij. Veel schaduw opgezocht, lang op een terras gezeten met een kopje koffie, wachten als in een klassieke cowboyfilm. Tijd zat om over de streek, de kansen van jonge mensen om werk te vinden, de veerkracht die nodig is om hier te overleven na te denken en licht melancholiek te worden.
Een redelijk comfortabele bus bracht ons die namiddag weer naar Githion. Tot de vroege avond zijn we langs de kust gaan klauteren, af en toe voorzichtig het water in gegaan en relaxed visjes en ander zeeleven bestudeerd en gevoerd (heel grappig!). Tegen 19 uur dreef ons de honger naar een restaurant, waar ons op het terras een aardige Canadese urenlang bij het eten vergezelde en over heel veel onderwerpen met ons heeft zitten praten. Voor een reizend stelletje ook eens leuk om mee te maken.
De nachtboot naar Kreta
Om ietsjes over middernacht vertrok de grote veerboot uit de haven van Githion naar de haven van Kastelli op Kreta. Wij ‘bivakeerden’ met twee Duitse dames in een 4-persoons kabine. Van slapen was nauwelijks sprake vanwege de benauwde lucht op 10 vierkante meter. Tegen 7.30 uur konden we in Kastelli – oftewel 1 kilometer daarvandaan – van de boot. Voor de bus hadden we niet meer genoeg geld gereserveerd, dus dan maar de eerste kilometer op Kretaanse bodem met de zware bagage wandelen. Beetje vervelend, want het werd al heet – eigen schuld. Gelukkig was de omgeving – kust, zee, bergen – zeer uitnodigend. Uitgeput gingen we in het dorp Kastelli op zoek naar een bank, wisselden weer eens een cheque, kochten wat eten en water: het leven was al gauw weer compleet in orde! Vanaf het busstation reden we met de bus naar de eerste grotere stad, Xania. Het landschap op die eerste 30 km van de ca. 80 weer weergaloos schitterend. Daarna ging de kustweg zo vlak langs het strand dat er te veel toeristische infrastructuur storend omheen was ontstaan. Tegen het middaguur arriveerden we op het grote busstation van Xania. De stad viel op het eerste gezicht behoorlijk tegen: een drukke, grote stad voor Griekse verhoudingen (toen 50.000, in 2024 110.000!), maar we besloten toch onze bagage op te geven en Chania (zo kan je het ook schrijven) een tweede kans te geven.
Na een tijdje ontdekten we pas dat Xania nog over een groter, oud Venetiaans stadsgedeelte, met haven, fort, strand e.d. beschikte. Dat was heel wat anders! We zochten en vonden een bescheiden onderkomen en zijn de rest van de middag door het oude stadsdeel gewandeld.
We waren onder de indruk van een mooie markthal (destijds de enige in Griekenland), een schitterende haven, mooie drukke winkelstraten, een rustig park, aten onderweg zeer goed(koop) vis en vonden ’s avonds zelfs een gezellige, echt Griekse muziektaverne, waar de mannen en – minder – vrouwen niet voor toeristen dansten en speelden en waar de wijn hetzelfde kostte als overal (35,- drachme = Hfl. 1,35). Vrij laat, gelukkig en wat licht aangeschoten naar ‘huis’.
De kloof van Samaria
Vanuit Xania móet elk mens – en zeker elke toerist – de kloof van Samaria, 20 km lang, van de Omolos-hoogvlakte (boven 1100 m) tot Agia Roumeli aan de zuidkust van Kreta doorklimmen en doorlopen. En dat deden nog meer mensen dan we vreesden: op de eerste 3 km, waarbij steil naar beneden ca. 600 van de 1100 m tot op zeeniveau overwonnen werden, liepen jong en oud, waaronder toeristen die anders nooit wandelen, in een rij deze fantastische bergwereld in. Wij voelden ons opgejaagd, baalden behoorlijk en maakten een pauze naast het te drukke pad. Gewoon de wilde meute laten voorgaan in hun angst het pad niet in 5-6 uur, zoals aangegeven, te doorlopen. Vanaf dat moment werd het aantal mensen dat ons tegenkwam of dat we passeerden zo duidelijk minder, dat we in toenemende mate van de tocht begonnen te genieten. Want volkomen terecht wordt deze kloof, dit berggebi met toppen tot 2400 m, dieptes van 600 m rotswanden, die aan sommige plaatsen maar enkele meters uit elkaar liggen, als uniek natuurwonder aangegeven. Gewoon fantastisch! Van 10.30 – 16.30 uur liepen we dus door deze bergwereld, af en toe uitrustend met brood, kaas, fruit en sap langs het stromende beekje onderin het ravijn. Agia Roumeli, 2 km van de kust, bleek tot op enkele huisjes verlaten, een trieste sfeer in verder zo’n pittoreske omgeving. Direct aan de kust was intussen wel een compleet nieuw horeca-dorpje met restaurants, hotels, kamerverhuur en aanlegsteiger ontstaan. Hier zou om 17 uur de boot naar Chora Sfakion, ruim 20 km oostelijk vertrekken (enige mogelijkheid om Xania te bereiken). Maar de twee bootjes van 17 uur waren al overvol, dus wij kregen kaartjes voor een boot, die buiten de planning om, nog om 19 uur zou vertrekken. Tijd om uit te rusten en iets te eten! Met de veel minder drukke boot van 19 uur voeren we langs de beeldschone kust, over de Libische Zee, met een tussenstop in een fraai havendorpje, naar Chora Sfakion, een dorp dat ook alleen dankzij het toerisme bestaat. Hier vertrok helaas geen aansluitende bus, de laatste bus was twee uur eerder vertrokken… Hier slapen, of nog duurder, een taxi nemen?? We namen een kamer, waren even kwaad, dronken nog wat Retsina en besloten toch ook de volgende dagen in Xania te blijven, ook al wilden we eigenlijk de komende drie dagen ergens langs de rustigere zuidkust iets gaan zoeken.
De bus naar Xania vertrok al om 7 uur. We dronken nog snel om 6.45 uur een koffie met wat eigen koekjes op het terrasje voor de bushalte voor we instapten en aan een 2 uur lange wilde bergrit in een oude, kapotte bus begonnen. Enorm wat er te zien was, maar we waren ook blij om 9 uur in Xania uit de bus te kunnen stappen. Marianne voelde zich misselijk, we besloten een beter pension in Xania te zoeken en hier een paar dagen uit te rusten i.p.v. verder te reizen. Met een beetje geluk vonden we gauw het – achteraf gezien – beste pension tijdens onze hele reis! Rustig gelegen, echt warm water, douche, schoon, ‘de prijs meer dan waard’. Hier kon je bijkomen. Rond een uur of een in de namiddag hebben we dan het Archeologische Museum van Xania bezocht. Een ongelofelijke hoeveelheid zeer mooie, zeer complete vazen, kroegen, potten etc. en vooral schitterende sarcofagen van aardewerk uit vroeg- tot laat-Minoïsche tijden (1900 – 1400 v. Chr.) en vergelijkbaars uit Hellenistische en Romeinse perioden (vooral mozaïeken). En dit alles, zeker voor Griekse begrippen, goed in het Engels beschreven.
Daarvoor en daarna bezochten we trouwens een orthodoxe en een katholieke kerk. Na zoveel binnenruimtes hadden we echt zin in afkoeling, strand en zee. Op een verrassend rustig en mooi stukje zandstrand lokte de zon en warm zeewater. Alleen hier en daar deelden we het strand met bewoners uit de aangrenzende wijk. Het restaurant dat we na enige uren strandplezier en toenemende honger uitzochten bleek gerund te worden door drie Duitsers. Het eten, de sfeer bleek – zo ver wij dat konden beoordelen – echt Grieks. Wat wel uniek was voor heel Griekenland tot dan toe: zij hadden filterkoffie! Hier genoten we dus nog lange tijd van de strandsfeer op zichtafstand, het eten, de Retsina en de koffie. Toen we een van die aardige Duitsers nog vroegen of hij wellicht ergens werkmogelijkheden voor ons zag wist hij te vertellen dat bij de haven ‘koppelbazen’ mensen voor de fruitoogst ronselden. We bleven nog tot de zonsondergang – en die was heerlijk!
Tegen 6 uur al klaarwakker en om 6.45 uur aan de haven. Ergens bij een van de 20 terrasjes koffie en thee besteld in afwachting van ‘opvallende figuren’, die gastarbeiders uit het rijke noorden zoeken voor het plukken van abrikozen, pruimen. kersen, perziken, tomaten… Maar ook na een half uur wachten geen opvallende samenzwering, mensen die op je afkomen o.i.d. Sterkere overheidscontrole, te laat, foute, verouderde tip??? We liepen nog wat rond en gingen dan naar het tweede mogelijke adres, de grote markthal. Rondom een komen en gaan van kleine karren, grote vrachtwagens met de landbouwproducten die we graag wilden plukken. Wat opvallend rondgehangen, toegekeken etc. maar niemand die op ons afkwam. Wel alles schitterend om naar te kijken: veel handel, goede spullen, enorme vissen, prachtige mensen. Maar zelf hadden we niet de moed om op mensen af te gaan – illegaal, wie weet en zo… We besloten uiteindelijk, om picknickspullen voor de dag te kopen en dan naar Rethimnon te liften (68 km). Voor het eerst kochten we dit jaar, om ons even te verwennen, een pond kersen. Heen en terug ging het liften makkelijk. Rethimnon leek in eerste instantie een verkleinde uitgave van Xania. Er was nog wel meer Turkse invloed zichtbaar: een goed onderhouden moskee en minaret – tegenwoordig in gebruik stedelijk muziekzaal. Het oude, nauwe, Venetiaanse stadsgedeelte was minder ‘onbewoonbaar verklaard’ ‘dan in Xania. Zijn wat door dit stadsgedeelte gedwaald, vonden de haven (minder pittoresk) en wandelden na een koffie met gebak naar een Turks/Venetiaans Fortezza aan zee.
Steeds weer indrukwekkend deze eeuwenoude, massieve steencomplexen! Maar heet was het en we zochten relatief snel de schaduw van een boomrijk pleintje op. Ook om iets te eten voor we weer terug naar Xania zouden liften. Thuis heet douchen, dan bij avondstemming eten op ons balkon: spelende mannen (klikken van de speelstenen van backgammon), kletsende mensen, duizenden zwaluwen in de lucht… ’s Avonds laat zijn we weer naar het gezellige muziekcafé gegaan. Sessie van oude muzikanten die er veel lol in hadden. Maar zelf waren we wat bedroefd, in een stemming van: we willen niet weg, maar moeten toch wel afscheid nemen…
s’ Ochtends besloten dat we spoedig terug zullen reizen. Het geld raakt op, een beetje reserve is wel prettiger, werk vinden moet offensiever gebeuren en dat is niet onze sterkte en überhaupt, werk legaal vinden is praktisch onmogelijk en illegaal werk wordt blijkbaar beter gecontroleerd (bravo, PASOK). Dus, niet nog een dag zoeken, maar vanavond terug met de boot naar Piraeus. Nog een kopje thee op een typisch oude-mannetjes-terras, kaartjes gekocht, Babis geprobeerd te bereiken en dan naar ‘ons’ strand gelopen, gezwommen, uitgerust, een goede bui opgebouwd. Tegen 15 uur bij de Duitsers gegeten en vooral filterkoffie gedronken, terug naar het pension, pakken; nog even voor ons zelf een fles Retsina kopen en voor Babis een goede fles Kretenzer rode wijn. Om 17.30 uur met de bus naar de haven van Souda. Vandaar vertrok om 19.00 uur, met weinig mensen aan bord, de grote veerboot richting Piraeus waar we deze nacht 4e klas zouden reizen, d.w.z. op de banken aan dek zullen proberen te gaan slapen. Dat werd dus nog een lange nacht… Op deze boot een Grieks-orthodox kerkje met vlak daarnaast hypermoderne speelautomaten.
Om 7 liep de boot al de haven van Piraeus binnen. Geen al te grote haven, wel een, waar heel veel schepen al ver voor de kust liggen te wachten op doorvaart. Vroeg van bord dus. Koffie en thee in een kafeneion en brood met kaas, jam en fruit in een parkje. En dan met de sneltram naar Athene, halte Ommoniaplein. Vandaar eerst naar het station om onze terugreis exact te plannen. Dat lukte vrij gauw. Om 10 uur opende het Nationaal Archeologisch Museum van Athene: honderden mensen, hele groepen toeristen uit allerlei landen hadden net als wij het idee dat dit museum met z’n unieke collectie toch echt bezocht moest worden… en er waren zo onwaarschijnlijk veel waanzinnige cultuurschatten hier verzameld,
dat je er totaal versuft van al het aanbod na twee uur meer dan genoeg van had. Ook omdat het zo moeilijk was om überhaupt in de buurt van de objecten te komen vanwege de vele mensen en gidsen om je heen. Een volgende keer zeker niet meer op zondag!
We namen de bus naar Babis’ woning, arriveerden er om 13.30 uur, belden, hij was er niet… zaten moe op de trap net een briefje te schrijven, stond hij er opeens! Heerlijk elkaar weer te zien! Lange gesprekken over onze reis van de afgelopen 2,5 weken , de nationale en internationale politiek, meer over ons persoonlijk, over de kindertijd, school, familie, godsdienst etc. vooral n.a.v. ons verhaal over Skafidafi, zijn vader in Mili. Zeer lekker eten lukte ook nog tussendoor: visjes, salade, gebakken courgettes begeleid door voldoende vocht: de wijn uit Kreta moest samen geprobeerd worden, 3 flesjes Retsina en ’s avonds laat als afronding nog een glaasje Metaxa. Ruim voor middernacht waren we moe genoeg om naar bed te gaan.
Maandag 14 juni zou onze laatste echte vakantiedag worden, er zou dus iets passends ondernomen moeten worden. En wij zouden pas morgenavond voorgoed uit Athene vertrekken. Hadden we morgenochtend en middag nog ruim de tijd om alles voor te bereiden. We besloten het meest nabije eiland ter afsluiting van onze lange reis te bezoeken: Aegina (of Egina) bereikten wij na anderhalf uur bootreis vanuit Piraeus. Het eiland is een geliefd weekeinddoel van Atheners, dus het was er nu rustig, gezellig. In het mooie haventje lagen opvallend veel mooie oude vissersbootjes en -boten en rondom de haven veel taverna’s en kroegen.
Het grote verschil met Hydra: alles was hier heel betaalbaar. Het was ook hier weer te heet voor lange wandelingen, dus we zochten en vonden gauw een plek in de schaduw waar we ook iets konden eten en drinken. En daarna een plek voor nog eens twee uur kustplezier, zee, mooie vergezichten. Tegen 18.30 uur zijn we na een heel relaxte dag teruggevaren naar Piraeus. Wegens harde wind duurde de vaart een kwartier langer dan normaal. Bloedheet en toch storm, vreemd.
Dinsdag zou de laatste dag in Athene worden, maar het kwam anders: Babis wilde ons per se trakteren op een lekkere afscheidsmaaltijd. Het eten, drinken en vooral praten met Babis liep zo uit de hand dat het op eens tot onze schrik te laat was om de trein van 18.30 uur nog te halen… Babis moest nog eens terug naar zijn werk, wij kochten alvast de kaartjes voor morgen, en ’s avonds laat nodigde Babis ons nog voor een laatste drankje, een borrel zelfgemaakte Raki uit. Heerlijk geslapen! En de volgende ochtend lukte het dan wel probleemloos de trein van 8 uur te halen.
Pas ruim twee dagen na vertrek zouden we onze 44 dagen durende reis voorgoed in Keulen afsluiten. Even op de terugreis Willy’s familie vers van de naald leuke reisverhalen vertellen! Natuurlijk gebeurde er ook onderweg nog het een en ander maar wie het verhaal tot hier aan toe helemaal gelezen heeft verdient nu vooral een uitgebreide rustpauze.