Toen we elkaar in juli 1974 in Ierland leerden kennen, wist Marianne al dat ze na die zomer naar Texel zou gaan verhuizen. Ze had kort voor onze ontmoeting in Cork kandidaatsexamen biologie gedaan in Utrecht en zou haar studie voortzetten aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze had gekozen voor een doctoraalpakket met veel aandacht voor planten- en dieroecologie, milieukunde en didactiek van de biologie, omdat ze haar toekomst zag liggen in de natuur- en milieu-educatieve hoek. In Utrecht beschouwden ze dat als te weinig ‘biologisch’, maar in Groningen vonden ze dit juist wel een prima invulling van deze tweede studiefase. En Marianne vond het geen bezwaar naar Groningen te verhuizen. Maar voor het zover was kwam dus eerst Texel nog in beeld.
Mariene Biologie
Vanuit de Rijksuniversiteit Groningen was een onderzoek opgezet naar de invloed van de ‘smeerpijp’ (lozing van afvalwater vanuit de Veenkoloniën in de Dollard) op de flora en fauna in de Waddenzee. Dat onderzoek was vanwege de benodigde faciliteiten geplaatst in een houten barak bij het NIOZ op Texel. Marianne zou daar meewerken aan onderzoek naar kwantiteit en kwaliteit van zoöplankton in de geulen en op de platen in de Waddenzee op verschillende afstanden van de smeerpijp. Een maatschappelijk heel relevant thema waar ze graag aan mee wilde werken, want die pijp, die moest natuurlijk zo snel mogelijk dicht, en als wetenschappelijk onderzoek daarbij kon helpen…
Een Utrechtse studiegenoot, Marinus van Splunder, zou in diezelfde periode onderzoek gaan doen bij hetzelfde project en ze besloten samen tijdelijke woonruimte te zoeken op Texel. Dat was in principe mogelijk op Campus de Potvis (daar hadden ze al eerder een zomercursus gedaan), maar het leek hen aantrekkelijker in een van de Texelse dorpen te gaan wonen om meer dan alleen het NIOZ en omgeving, en de bijbehorende mensen, te leren kennen.
Wonen in Den Hoorn, oktober 1974 – mei 1975
Een advertentie in de Texelse Courant leverde twee aantrekkelijke aanbiedingen op. Marianne en Marinus kozen voor een appartement in Den Hoorn (adres: Klif 1d) met voor ieder een kleine slaapkamer en een gemeenschappelijke woonkamer / keuken. Afgezien van het behang (typisch de lelijke kleuren en patronen van de jaren 1970) beviel dit appartement prima. De fietsafstand naar het NIOZ was goed te doen (ruim 3 km) en een dagelijks pleziertje – als het tenminste niet al te hard waaide en/of regende. Vooral de route langs natuurreservaat de Petten was favoriet. Nooit eerder zoveel vogels gezien!
Een ander pleziertje was het struinen in de NIOZ-bibliotheek. Vooral de plank met boeken over het monster van Loch Ness! Even wegdromen in een andere wereld, waar het leven allemaal wat minder serieus genomen hoefde te worden.
Regelmatig stond op Klif 1d vis op het menu, die we gratis konden meenemen van het NIOZ. Het waren vissen die we nog niet kenden zoals harder en poon, maar die we ook zonder kookboek of YouTube filmpjes lekker wisten klaar te maken. Maar het was wel lastig schoonmaken met al die graten!
Wat ook bijzonder goed beviel was het dorp Den Hoorn, en dan met name Café De Spyker. Indertijd een door Cor van Heerwaarden gerunde café-disco, waar Cor’s talenten, die wij later nog veel beter leerden kennen, al heel goed tot zijn recht kwamen: een ongelooflijk sociale plek, waar ’tout Den Hoorn’ zo’n beetje elke avond te vinden was. Marianne sloot zich aan bij de ‘Vrouwenbiljartclub’, die iedere dinsdagavond het biljart tot haar beschikking had. Bleek een voltreffer: leuk spelletje, dat haar verrassend goed afging en ideaal om mede-Texelaars te leren kennen!
Fijn van Den Hoorn was ook de mooie fietsroute naar de Noordzee. Soms was het weer te onstuimig, maar dan gingen Marinus en Marianne met de door Marinus aangeschafte auto. Heel bijzonder om te zien hoe de zee tegen de duinen aan kon beuken! In de weekenden en zeker als er vrienden of familie op bezoek kwamen, verkenden we ook de andere dorpen en landschappen, zoals de Hoge Berg.
Willy op Texel!
Er was geen telefoon in het appartement (en van alle andere moderne communicatiemiddelen was natuurlijk al helemaal geen sprake), dus contact met de buitenwereld was alleen mogelijk per brief of openbare telefoon (er was er een in Café de Spyker). Na onze ontmoetingen in Ierland hadden we elkaar nog één keer die zomer in Utrecht ontmoet (Willy had onthouden dat Marianne 11 augustus jarig was.). Daarna stuurden we elkaar nog wat kaartjes en briefjes en daar had onze vakantie-idylle gemakkelijk langzaam mee kunnen wegebben, maar dat gebeurde niet. Ondanks de afstand en de moeilijke communicatie bleef er ‘iets’ te hard aan ons allebei trekken en dat getrek leidde tot bezoekjes over en weer. En zo leerde Willy ook Texel kennen. En Marianne Mönchengladbach.
Een bezoekje aan Texel waar we later nog vaak aan anderen over verteld hebben was toen Willy eind december 1974 na een studiereis naar Moskou doorreisde naar Texel, zich niet bewust van de vertrektijd van de laatste boot. Terwijl Marianne balend de laatste boot zag komen – zonder Willy – en weer terugfietste naar Den Hoorn, stond Willy in een koud Den Helder en zag geen andere kans dan voor een nachtje een hotel te nemen. Die bleken tot zijn frustratie allemaal vol. Het was echt veel te koud om een nachtje buiten te slapen, dus hij zocht goede raad en vond een politiebureau. Daar konden ze zich niet voorstellen dat midden in de winter alle hotels vol zaten en dat was dan ook niet het geval. Na een telefoontje van de politie was er opeens wel een kamer beschikbaar. Wat een duidelijk gebrek aan de meest basale vorm van gastvrijheid! Alleen omdat hij lang haar had? Of Duitser was? Jong was? Of de combinatie van alle drie? Maar het weerzien de volgende dag vergoedde al het leed al snel.
We wilden elkaar graag ook eens wat langer zien en kwamen op het idee om in februari samen op vakantie te gaan naar Italië. Dat werd een onvergetelijke reis, die tot onze vreugde langer duurde dan gepland omdat de treinen staakten en we niet terug konden reizen.
Na deze reis kwam Willy al gauw weer naar Texel. De narcissen bloeiden inmiddels en de Texelse velden kleurden geel. Zoveel narcissen! Wie zou er daar een paar van missen? Marianne was er in elk geval blij mee toen ze thuiskwam van het NIOZ. “Alleen”, suggereerde ze in onze toenmalige gemeenschappelijke taal, het Engels, “de volgende keer toch maar liever bij een bloemenstalletje halen voor een gulden of zo. Beter voor de zakcentjes van de Texelse kinderen en nou ja, ook een beetje pijnlijk in zo’n klein dorp, waar iedereen iedereen kent, als je erbij betrapt wordt”.
De liefde voor de Waddeneilanden was gewekt
Toen het voorjaar eenmaal goed los was gebarsten verliet Marianne met spijt in het hart Texel. Voor andere studieonderdelen moest ze echt in Groningen zijn. Het onderzoek was niet helemaal zo gelopen als ze had gehoopt, maar de ervaring van het wonen op Texel had ze niet willen missen. Sindsdien bleven de Waddeneilanden trekken. Op Texel kwamen we nauwelijks nog, maar op Terschelling en Schiermonnikoog des te meer. Die waren vanuit Groningen veel makkelijker bereikbaar en natuurlijk ook de moeite waard. Uiteindelijk zouden we in 2006 toch weer voor Texel kiezen als ons ‘hutje op de hei’ om in alle rust aan ons boek Vrij Spel voor Natuur en Kinderen te werken. En daar eind februari 2009 zelfs naar toe te verhuizen om te ervaren hoe het is om alle seizoenen, jaar in jaar uit, op een Waddeneiland te wonen.