Even in Spanje en Andorra, 4 en 5 augustus 1984
Zaterdag 4 augustus stond ’s ochtends in het teken van een fantastische treinreis in een toeristisch boemeltje, de fameuze trein jaune, een geel-rood treintje mét balkonnetje (!) en 4 wagonnetjes, die er ruim de tijd voor nam ons door dit grandioze landschap in 2 1/4 uur van Villefranche naar Bourg Madame te vervoeren. Door een fantastisch dal met hoge bergen, prachtige ravijnen, enge bruggen over het dal, tunnels, soms een mooi dorpje, gewoon een prachtig landschap!
In Bourg Madame besloten we tegen 13.30 uur om gelijk door te gaan naar Puigcerdà, een stadje aan de Frans-Spaanse grens, maar 2 km verderop.




In het ‘niemandsland’ tussen de beide landen bevond zich een Spaans restaurant waar we besloten te pauzeren en een smakelijke paella te eten. Vandaar liepen we verder – zonder problemen aan de grens – tot Puigcerdà. Een aparte manier om de grens tussen twee grote landen in een hooggebergte te passeren!
Puigcerdà ligt op een hoogvlakte, tegen heuvels aan met veel vrij hoge nieuwbouw. Het was heet, de wijn bij de paella in de benen voelbaar… Het aantal hotels e.d. viel mee, het onderhandelen om de prijzen minder. We hadden toen nog geen pesetas en probeerden met francs te betalen. Dat kon op zich, maar tegen een onbeschofte wisselkoers. Dus we besloten terug te gaan naar Frankrijk, waar we hoopten, een open wisselkantoor te vinden. Na nog een koffiepauze lukte het eindelijk cheques te wisselen (ook daarbij zijn we afgezet!). Terug naar Spanje, naar de oude kern van het stadje op een heuvel. Na veel kris kras en op en neer lopen vonden we een zeer betaalbaar, keurig pension. Even uitrusten, lachen om het te zachte bed, nog een wandeling langs het plaatselijke meer en een sangria met uitzicht op een terras. Vroeg naar bed, want de enige bus naar La Seu d’Urgell, ons reisdoel voor de volgende dag, zou al om 7.30 uur vertrekken. Op het station verrasten ons de vroege openingstijd van de stationsrestauratie op zondagochtend en twee Hollandse rugzakdragers (die waren hier zeer zeldzaam). Volgde een fraaie bustocht van 5/4 uur door prachtig berglandschap met veel bossen, weilanden, bergbeekjes, boerendorpjes tot naar La Seu d’Urgell, een oeroud provinciehoofdstadje gelegen onder het mini-staatje Andorra.



We wandelden met veel plezier door het stille centrum (zondag), met veel oude huizen en zeer brede, diepe en zeer oude arcaden, tot de wandelpromenade in het echte centrum met veel bankjes, terrassen, een kiosk en vooral een pracht van een romaanse kathedraal die we na afloop van een mis bezochten. Zuiver romaans interieur, sober, heel sfeervol, met een prachtige lichtinval door enkele kleine kleurrijke raampjes. Naast het gebouw bevond zich nog een heerlijke kruisgang en een museum (nog gesloten). Dus eerst maar een café con leche onder de arcaden.


Het museum bleek enorm oude (kerk-)schatten uit de vroege middeleeuwen te herbergen (9 – 12e eeuw). Indrukwekkend! Het hielp natuurlijk ook dat ze een informatiefoldertje in het Nederlands hadden. Na het museumbezoek nog eens een aandachtig rondje door de kruisgang gewandeld. Een genot! Tijd voor een rustpauze op de Ramblas: zitten op een bankje, horchata drinken, kijken. Oudjes, kinderen, een vader met een kinderwagen (destijds een bezienswaardigheid); nog drie toeristen die onze taal spraken. Met de bus van 12 uur zouden we naar Andorra la Vella, het hoofdplaatsje van het landje Andorra vertrekken. En dan ’s avonds al weer in Frankrijk vertoeven…
Andorra
De busreis voerde ons eerst door een prachtig landschap met de bekende hooggebergtesferen: spannende diepe dalen, haarspeldbochten, witte bergtoppen tot een kleine 3000 m hoogte. Maar er was ook al verrassend veel verkeersdrukte en het fraaie landschap werd hier en daar ontsierd door metershoge reclameborden langs de weg. Het ergerde ons in toenemende hier Marlboro naast Whiskey, Peter Stuyvesant naast Gin-reclame te zien. Deed ons aan vervelende voorfilmpjes in de bioscoop denken. En het bleek ook een waardig voorproefje voor Andorra te zijn. Vanaf de grens was het dal volgebouwd met superwinkels, banken, kantoren, hotels, restaurants, flats etc. En dat alles in nauwe dalen van de echte Pyreneeën. We waren perplex. In Andorra la Vella (de hoofdstad) moesten we er uit. Te midden van een kermisdrukte. Denk aan de drukte van een zaterdagmiddag in de hoofdstraat van je stad als je je die niet als voetgangersstraat voorstelt, maar het was op zondag. Hier en daar was nog iets van de oude structuur herkenbaar: een kerkje, wat kleine natuurstenen huisjes.


We namen, zo snel mogelijk, een bus een zijdal in, naar Ordino. Dit dorpje was op zich nog intact, maar leek doods, de hotels die eromheen stonden pasten qua sfeer helemaal niet bij het dorp en ook niet bij ons.


Weer terug naar de hoofdstad, gelukkig met een stuk tortilla en salade in de buik. We vroegen ons af of we nog een ander dal zouden uitproberen. Het enige dal dat misschien nog niet verknald was, bleek per bus onbereikbaar (om daarom zou onze vriend Willem Iven dan zeggen). We zouden daarvoor ook nog een paar uur langer in Andorra la Velle moeten blijven. Toen na een kwartiertje twijfelen een bus naar Frankrijk – l’Hospitalet – aankwam, namen we die maar al te graag.
De rit was om meerdere redenen spectaculair. We bereikten vanaf ruim 800 m een hoogte van 2400 meter met schitterende vergezichten. Aan de andere kant van de wolken reden wij de wolken binnen maar vooral ook een enorm lange file die nauwelijks vooruit leek te komen. De kaartjesverkoper en de chauffeur besloten zo brutaal te zijn om iedereen voorbij te rijden, de laatste paar honderd meter zelfs met politiebegeleiding. De mensen die wij daarbij inhaalden werden allen gekenmerkt door open monden van verbazing over zoveel brutaliteit. Bij de grenzen werd scherp gecontroleerd, maar onze bus mocht gelukkig doorrijden. Voor de grens lag nog een klein bergdorpje (volgens onze reisgids), maar in werkelijkheid doemde uit de mist het centrum van een flink stadje op, inclusief duizenden mensen. Hier deden de Fransen dus goedkoop hun boodschappen (op zondag). Na een flinke afdaling kwamen we uiteindelijk aan in L’Hospitalet-près-l’Andorre, waar het stervenskoud was, maar waar we wel twee hotels in een klein dorp zagen.


Het leukste kozen we uit en ze hadden er ook nog een kamer voor ons. Zelfs soep, brood en wijn was er laat op de avond nog verkrijgbaar. Wat een dag!