Wie ben ik? Wie ben jij?
Zeggen het verleden nu wel te kennen is veelal een weigering om er kennis van te nemen. En wie zijn verleden niet kent, is niet zozeer gedoemd het te herhalen, als wel is hij gedoemd niet te weten wie hij is. Niets doet mensen zozeer naar een onwrikbare identiteit verlangen als het knagende vermoeden dat ze geen idee hebben wie ze zijn. En het is vaak de onwrikbare eigen identiteit, de weigering er speels mee om te gaan die ertoe leidt dat de ander als een volstrekte vreemde en een absolute vijand wordt gezien.
Uit de 4 mei lezing van Arnon Grünberg (4.5.2020)
Toen Grünberg zijn 4 mei lezing uitsprak, was Nederland (en een groot deel van de rest van de wereld) in lockdown vanwege de Corona pandemie. Negen maanden eerder hadden we ons werk voor Stichting Oase officieel beëindigd. Onze reisplannen konden vanwege de pandemie niet doorgaan, alle boeken waren gelezen en de bibliotheek was dicht. We konden nauwelijks van het eiland af en zochten naar mogelijkheden onze tijd zinvol te kunnen besteden. Bovenstaand citaat van Grünberg hielp me over mijn gène heen te stappen en me eens te concentreren op de vraag ‘Wie ben ik?’ Welke factoren hebben bepaald dat ik geworden ben die ik nu ben?
Wat in die tijd ook speelde was een al langer bestaande wens om helderder te krijgen wat het begrip ‘identiteit’ voor mij inhoudt. Ik begreep heel goed dat het bij ‘MeToo‘ en ‘Black life matters’ om een belangrijke strijd voor erkenning en emancipatie ging, maar soms was ik ook bang dat we de verschillen groter maakten dan ze zijn. Dat we onze identiteit te smal gingen definiëren. Voor mij is het altijd belangrijk geweest de rijkdom van diversiteit te zien, het graduele van verschillen, het plezier van het ontdekken van overeenkomsten tussen mij en een ander. Ik wilde hier graag speels, zoals Grünberg schrijft, maar toch ook serieus mee om kunnen gaan. Ik wilde niet te gemakkelijk en snel te algemene conclusies trekken. Ik besloot daarom de zoektocht naar wat identiteit voor mij betekent te beginnen bij de concrete en voor mij het best te beantwoorden vraag: wie ben ik? Maar ook – vanuit mijn perspectief – na te denken over de vraag ‘Wie ben jij?’
Enkele gedachten vooraf
Mijn beeld bij het begrip identiteit
Ik zie bij het begrip identiteit een diamant voor me. Een zeer waardevolle steen, met heel veel facetten, die naarmate je ouder wordt steeds facettenrijker en waardevoller wordt. Door de diamant in alle richtingen te draaien kun je je zelf wel beter leren kennen, maar het is altijd anders dan hoe een ander je ervaart. Van binnenuit kunnen we ons alleen maar spiegelbeeldig zien in vergelijking met hoe anderen je zien en ervaren.
Ons onvolmaakte geheugen
Toen de bibliotheken gesloten waren, alle boeken gelezen en mijn leesbehoefte nog steeds erg groot was, ben ik in het voorjaar van 2020 begonnen in de tweedelige ‘Bijbelse geschiedenis’, die mijn ouders altijd als waardevol bezit op hun dressoir hadden staan en die nu in mijn werkkamer een veel minder prominente plek heeft gekregen (maar hij is er dus nog wel!). De illustraties (van Gustave Doré) kende ik nog wel en ook de verhalen op zich waren bekend, maar toch allemaal net weer even anders dan ik het me herinnerde. Dat hielp om me weer eens bewust te worden dat het geheugen serieuze beperkingen kent. Dat, als ik na zou gaan denken over me zelf, wie ik nu ben en hoe ik zo geworden ben, er ongetwijfeld ook onjuistheden binnen zouden sluipen. Niet bewust, maar ik weet dat mensen nu eenmaal de neiging hebben hun levensverhaal ‘logisch’ te maken, passend bij het beeld dat ze zich van zichzelf gevormd hebben. Ik dacht niet dat ik daarop een uitzondering zou vormen. Maar nam me wel voor me er steeds van bewust te blijven en voor mijn zelfreflectie zoveel mogelijk gebruik te maken van verifieerbare bronnen.
Ik ben – niet volledig
Toen ik in mei 2020 over mijn identiteit begon te schrijven was ik net bezig met het Bijbelse verhaal van Mozes, die de stem van God in het brandende braambosje hoort. Hij probeert onder de taak die God hem stelt – de Joden uit Egypte te halen waar ze onderdrukt worden – uit te komen en stelt daarbij onder andere de vraag aan God wie hij kan zeggen dat deze is, hoe hij heet dus. God zegt dan dat hij Jahweh is. Dat betekent: Ik ben. Dat is eigenlijk een heel mooi beeld. God heeft bij uitstek en als enige entiteit geen specifieke identiteit. Hij is. Punt. Zou Louis Le Roy gezegd hebben. Misschien betekent het dan, dat als gezegd wordt dat wij naar zijn beeld en gelijkenis zijn geschapen, dat wij ook zijn, maar dat we ons tevens bewust zijn dat wij ‘niet volledig’ zijn. Onze identiteit is per definitie beperkt. We zijn man of vrouw of iets daartussen, groot of klein, groothartig of kleingeestig, zijn de oudste of de jongste in het gezin of ergens middenin, leven in een welvarend land of in een land dat het economisch moeilijk heeft of in oorlog is. Al die factoren en nog veel meer hebben bepaald wie we zijn geworden op het moment X dat we de vraag stellen: ‘Wie ben ik?’
Het is een wonder dat ik er ben
Hoe zou ik er kunnen zijn als mijn toekomstige vader niet gematst was door een ‘goede’ arts in de Tweede Wereldoorlog en hij geen ‘Braune Ausweis’ (paspoort voor mensen met een besmettelijke ziekte) had gekregen? Dan was hij ongetwijfeld gevangen gehouden in Kamp Amersfoort en had hij de oorlog misschien niet overleefd. Wat als de moeder van mijn moeder in Friesland was gebleven? Dan had zij mijn opa nooit ontmoet en was er geen sprake geweest van mijn moeder. Twee voorbeelden uit een oneindige reeks van oorzaken en gevolgen die zo moesten gaan om mij op de wereld te zetten. Dit geldt natuurlijk letterlijk voor iedereen. Alle mensen die nu leven hebben hun leven te danken aan beslissingen van onze voorouders. Vreemd eigenlijk dat we daar in onze westerse cultuur zo weinig waarde aan geven.
Ik ben – een van de vele mogelijkheden die ik had kunnen zijn
Ik realiseerde me ook dat de ‘Marianne in het hier en nu’ maar een van de ontelbaar vele potentiele uitkomsten is. Ieder mens kan, denk ik, al dan niet bewuste keuzes in zijn leven aanwijzen die er voor gezorgd hebben dat het leven een bepaalde wending nam, die heel bepalend werd voor het vervolg van zijn/haar leven. Soms heel moeilijk om hier alleen maar dom toeval in te zien.
Wie ben ik – wie ben jij?
Naast de vraag ‘Wie ben ik’, staat – onlosmakelijk ermee verbonden – de vraag: ‘Wie ben jij?’ Want: “Ik ben, omdat wij zijn” (ontleend aan de Afrikaanse Ubuntu filosofie). Deze vraag gaat dus zelfs vooraf aan de vraag ‘Wie ben ik”. Want zonder ‘jou’ kan ik niet bestaan. Jij bent er in vele gedaanten. Als partner, familielid, vriend(in), kennis, collega. Vele jij’s ken ik niet persoonlijk, maar zijn toch heel belangrijk voor mij, bijvoorbeeld als schrijver, kunstenaar, filmmaker. Jij bent dichtbij en ver weg. Je leefde lang geleden of samen met mij in deze tijd. Of zelfs in de toekomst. Jij bent ook belangrijk voor mij als ander levend wezen, plant of dier, als niet levend wezen, als kleuren, als rivieren en de zee, als steen… Jij bent alles wat ik niet ben. Zonder jou ben ik niets.
Wie ben ik?
Na deze gedachten vooraf (die ik trouwens gedeeltelijk pas later zo geformuleerd heb), ben ik aan de slag gegaan met nadenken over ‘Wie ben ik?’ Welke factoren hebben mijn identiteit bepaald. Na wat brainstormen ontdekte ik al gauw dat er factoren zijn waar je zelf niets aan kunt doen, die ‘gegeven’ zijn. Maar gelukkig ook andere factoren, waarin je wel zelf in belangrijke mate keuzevrijheid hebt.
Ik heb vervolgens alle factoren die een rol konden spelen zo eerlijk mogelijk beschreven (om te beginnen de factoren die ‘een gegeven’ waren) en me daarbij steeds de vraag gesteld welke rol die bepaalde factor heeft gespeeld in ‘wie ik (geworden) ben’, mijn identiteit. Vaak door me voor te stellen hoe het zou zijn als deze factor net even anders was uitgevallen. Ik realiseerde me dat in vrijwel alle gevallen ik een min of meer andere identiteit zou hebben gehad. Deze zelfreflectie heeft me veel opgeleverd: kennis over mezelf en een beter beeld van het begrip identiteit. Dat was natuurlijk ook de bedoeling. Daar had het, toen de pandemie voorbij was, bij kunnen blijven. Maar het zou uiteindelijk tot veel meer gaan leiden. Want ik merkte natuurlijk tijdens het nadenken over mijn eigen identiteit al gauw dat mijn levensweg voor een heel groot deel parallel loopt met die van Willy. Dat er feitelijk vaak sprake was van ‘wij’ i.p.v. ‘ik’. Dat onze identiteiten vanaf onze kennismaking in Ierland in 1974 tot een soort co-evolutie hebben geleid. We kregen ook steeds meer het idee dat veel van ons gezamenlijke verleden – ten dele tenminste – ook voor anderen interessant zou kunnen zijn. Dit heeft uiteindelijk geleid tot deze website, waar we ons met zijn tweeën jarenlang mee geamuseerd hebben.