werk in uitvoering
Wat fascineert ons toch zo aan eilanden?
Is het misschien de veerboot die je er naar toe brengt? Veerboten lijken, bij iedereen die voor het eerst een eiland gaat bezoeken, te zinderen van een verwachtingsvolle spanning: de uitgelaten kinderen die proberen staande te blijven met hun rug tegen de wind, maar ook de volwassenen die ervaren dat ze ‘los komen’ van alledaagse beslommeringen. Hoe vaak hebben we niet gehoord op ‘onze’ veerboot dat de vakantie al op de boot lijkt te beginnen. Dat ze dan al tot rust komen. Natuurlijk is bij ons zelf de verwachtingsvolle blik na zo’n 1000 of meer keer te zijn overgevaren wel wat gesleten, maar bij ieder voor ons ‘nieuw’ eiland toch weer even sterk aanwezig. Het is de veerboot die een eiland tot eiland maakt. Een eiland waar je met een brug of tunnel kunt komen, voelt al heel wat minder als een ‘echt’ eiland.



Of is het de zee rondom? Altijd vertrouwd aanwezig en nooit hetzelfde. Soms woest met een prachtige branding, maar andere keren bijna vlak als een spiegel. Veel mensen komen naar een eiland om ‘uit te waaien’, even helemaal te resetten. En dat kan perfect langs de kust of die nu uit zand, dijken of rotsen bestaat. De wind, maar vooral ook de oneindige verte van de zee maken dat heel eenvoudig mogelijk. Het is de zee die een eiland tot eiland maakt. En dan is het geen probleem als die zee er, zoals op Texel, aan de ene kant heel anders uitziet dan aan de andere kant. Integendeel zelfs. Hoewel toch duidelijk is dat de meeste mensen de voorkeur geven aan de dynamische westkust (Noordzee) boven de veel rustigere oostkust (Waddenzee). Maar voor ons zijn juist die verschillen zo fijn.




Is het de eilandcultuur? Bestaat zoiets wel? Eilanders zijn er natuurlijk in soorten en maten, net als overal. En van Texel wordt zelfs beweerd dat het ‘Nederland in het klein’ is, waardoor het lijkt of er geen verschil is. Maar misschien zit in dat toevoegsel ‘in het klein’ wel een deel van de verklaring. De afmetingen van eilanden zijn bepaald en te overzien. Dat geldt natuurlijk niet (of minder) voor de grote eilanden, zoals Groot Brittannië, Ierland en IJsland. En toch heerst ook daar een gevoel van ‘het met elkaar moeten zien te rooien’.






Ondanks alle onderlinge verschillen toch verbonden door het eilander zijn. Eilander zijn is deel van je identiteit. Als Texelaars de boot pakken gaan ze naar ‘de Overkant’. En die Overkant bestaat dan eigenlijk uit de hele rest van de wereld, met uitzondering van andere eilanden. Als vakantiebestemming zijn voor veel eilanders, ook voor ons, eilanden extra aantrekkelijk. We hebben in ons leven dan ook heel wat eilanden bezocht.
Eilanden die we bezocht hebben
Laten we beginnen met de overige 4 bewoonde Waddeneilanden op Nederlands grondgebied. Die hebben we in de loop van ons leven allen enkele keren, tot vele, vele malen bezocht. Uiteraard is Texel voor ons een verhaal apart: wij wonen hier tenslotte ononderbroken sinds 28 februari 2009 en vermoedelijk zullen we hiervandaan ook niet meer echt verhuizen. Regelmatig op reis gaan, andere einders verkennen zullen we, zolang we daartoe in staat zijn, zeker blijven doen. Het nomadische laat ons zelden langer dan een paar weken met rust…
- Vlieland, onze oosterburen, zagen we vaker uit de verte dan dat we Vlieland langere tijd bezochten. Wat we dan natuurlijk uitsluitend vanuit Texel zien is ‘hun’ Hors, de Vliehors. En die is jammer genoeg veel minder uitnodigend dan de Texelse Hors, want tevens ook militair oefenterrein van de Nederlandse Luchtmacht. Maar de overtocht vanaf de eenvoudige houten steiger op Texel is zo spannend dat we al enkele keren met en zonder vrienden Vlieland een dagje bezocht hebben. Dan vaar je met een leuke kleine boot “De Vriendschap“, en vervolg je de reis met een aparte Amerikaanse legervrachtwagen door die enorme zandbak, de Vliehors (ongeveer een derde van het hele eiland!), met of zonder fiets tot de eerste bewoning op Vlieland, het Posthuys. Van hier is het al heerlijk wandelen in de Kroon’s Polders en het nabije Posthuiswad. Of je huurt een fiets, hebt een fiets bij je of neemt gewoon de bus en verkent de rest van het eiland. In een goed geplande dag kun je al heel wat van Vlieland beleven! Tijdens onze “Tour der Herinneringen” startten we 28 augustus 2018 vanuit Texel via Vlieland onze lange fietstocht door Nederland en Vlaanderen.










- Terschelling, het volgende eiland vanuit Texel gezien, was ons favoriete eiland in onze Beuningse periode (1993 – 2009) – al begon vanaf 2006 de balans richting Texel over te hellen. Op Terschelling wonen en aan de overkant werken is gewoon een onmogelijke opgave…











- Ameland, kreeg van ons de minste kansen ons hart te stelen… Minder makkelijk te bereiken en dan zeker niet uitstekend boven de rest. Toch hebben we ook hier van de mooie eilandsfeer genoten, zeker in de fraaie dorpen van Ameland en op Het Oerd aan de oostkant van het eiland.








- Schiermonnikoog, hier versterkte zich al diep in de vorige eeuw – vooral in onze Groningse jaren – onze liefde voor de Waddeneilanden. Vanuit de stad Groningen kun je – wel vroeg uit de veren – met een bus tot naar de haven in Lauwersoog met een aansluitende boot naar Schiermonnikoog varen en vroeg in de avond weer op dezelfde wijze terug reizen. Genoeg tijd om vanaf de boot direct, rechtsaf, de natuur in te duiken en na een dagje puur natuur (zelf verzorgen) via het pittoreske dorpje weer terug te wandelen tot de boot. Dat deden we dan ook regelmatig. In de zomer van 2005 verbleven we uitzonderlijkerwijze ook eens 2,5 dagen op het fraaie natuureiland.






- Tiengemeten, geen Waddeneiland, maar een riviereiland in het Haringvliet met een bewogen geschiedenis. Dit eiland kwam voor ons pas in beeld in de jaren ’10 van de 21e eeuw. Sindsdien zijn we een handvol keren met veel enthousiasme en eilandplezier op Tiengemeten geweest: meestal in verband met de prachtige speelnatuur op het eiland, waar onze Oase- en Springzaadvriendin Sigrun Lobst als ontwerper en aandrijver in de beginfase een belangrijke rol in speelde. Onder de trefwoorden Tiengemeten en Sigrun Lobst kun je veel lezen over de jongste geschiedenis van het vroegere landbouweiland. Maar we waren er ook tweemaal zonder directe “Oaseverbinding”: eenmaal gewoon een lang weekend om met z’n tweeën de sfeer van De Herberg te beleven en al fietsend het gehele eiland te verkennen, de andere keer als reisdoel van de familiereünie van de van Lier’s (8.9.2013).











Duitse Waddeneilanden
Norderney, Amrum, Hallig Hooge – en heel even de buren in Baltrum
Langs de Noord-Duitse kust maakt men een onderscheid tussen Ostfriesische Inseln (tot de Jadeboezem bij Wilhelmshaven) en de Nordfriesische Inseln (van Husum tot aan de Deense grens). Maar samen met de Nederlandse (sinds 2009) en Deense (sinds 2014) eilanden maakt het unieke gebied deel uit van het Werelderfgoed Waddenzee.


Van de Duitse Waddeneilanden bezochten we er maar twee (van de 12) bewoonde eilanden tijdens ons ‘samenleven’: Norderney en Amrum. Van het typisch Duitse fenomeen Hallig (ook omgeven door zee, maar eigenlijk een handvol terpen/wierden ‘die ze vergeten zijn in te polderen…’, zie kaart rechts boven) bezochten we er eentje, Hallig Hooge.


Willy bezocht al op 8 jarige leeftijd het eiland Norderney, ter genezing van zijn ‘vervuilde luchtwegen’, net zoals zoveel andere jongetjes en meisjes (apart) uit het West-Duitse Rijnland en Ruhrgebied. Wekenlang, aan het einde van de zomer van 1961. Hij herinnert zich een mooie tijd, nauwelijks heimwee, genieten van de zee en de duinen, eindeloos veel zeesterren en -egels (die zo stonken als je ze in de slaapzaal te drogen legde), genoeg vriendjes, aardige ‘juffers’. In die weken bezocht hij dus ook het kleine buureiland Baltrum, een van de typische uitstapjes vanaf Norderney.




Om nostalgische redenen bezochten we samen ook nog een keer Norderney rond Willy’s verjaardag, waarschijnlijk nog in de vorige eeuw. Heel uitzonderlijk: we kunnen nergens meer dagboekaantekeningen of foto’s vinden, dus het blijft ook voor ons -nog- een mistig verhaal.* Het dorp op Amrum, waar we tweemaal uitgebreid en met veel plezier op bezoek waren, heette trouwens Nebel, en dat verhaal is daarentegen helemaal niet mistig: vanuit onze toenmalige woonplaats Hamburg was Amrum redelijk snel via Husum bereikbaar (1981). Daar heeft Marianne een verslagje van geschreven en van 2005 (27 – 30 december) beschikken we over een uitgebreide fotoverzameling en enkele verhelderende notities van Willy.









Vanuit Amrum bezochten wij 25 oktober 1981 de Hallig Hooge. Een fenomeen! Marianne noteerde er het volgende over:
“Gisteren zijn we langs de Waddenzeekust naar Wittdün gelopen, vandaar met de boot 13.15 uur naar Hooge (via Langeness). De wind was koud en hard. De boot schommelde. Op Hooge trokken de wolken samen en bleef het regenen. Een Hallig: het meest ”Friese” polderland, groen, groen, veel sloten, opgevrolijkt door terpdorpen (Warften in het Duits). Drie warften zijn er op Hooge: Hans-, Backens- en Kirchwarft (mooi kerkinterieur). Hanswarft: dorpelijk karakter, dorpsvijver, “Königspesel”: kamer, 17e eeuws ingericht in een boerenhuis, getuigend van de rijkdom van Walvisvaarders.



Naturkundliches Zentrum met slaap- en seminarmogelijkheden, informatie over de Wadden. Ook hier, even als in Wittdün een dienstweigeraar die ‘winkeldienst’ had. De Vereniging Naturschutzgesellschaft Schutzstation Wattenmeer heeft behalve de Geschäftsführer (bedrijsleider) en 2 Sekretären 20-30 Zivis (Zivildienstleistende = dienstweigeraars) in dienst. De aanwezigheid van 10 Naturschutzstationen in dit hele gebied heeft mijn toekomstdromen, hier een natuur/milieu educatie centrum op te bouwen, weer in totale verwarring gebracht. Op deze Hallig was het mooi, ondanks slecht weer, de eenzaamheid is anders dan op een ‘gewoon’ Waddeneiland. De sensationele kantjes – duinen, stranden, bossen enz. ontbreken. Er is één landschap, één typ ‘dorpjes’. Dat zie je al bij aankomst met de veerpont. De consequentie van deze eentonigheid, de beperktheid in de uitgestrektheid is indrukwekkend. De terpen geven, meer dan in Groningen en Friesland de indruk van veiligheid en afscherming tegenover een kwaadaardig milieu. 6-7 keer per jaar is het “Land unter”, dan vormt elke Warft een klein eilandje. Stedelingen kunnen met een zo extreme situatie niets beginnen, zijn dodelijk nerveus als er geen kroeg meer open blijkt te zijn en de volgende boot pas 2 uur later aan zal komen. Wij zijn ook blij dat een café, op aandrang van een groep TU studenten en hun begeleiders, toch open gaat. Terug op Amrum is de laatste bus ook al een paar uur geleden vertrokken. Met 5 andere mensen bestellen we een taxi naar Nebel…”
Duitse eilanden in de Oostzee
- Rügen
Augustus 1994 bezochten we, vijf jaar na de Wende, deze beide Oost-Duitse eilanden. Rügen lijkt met zijn grillige kustvorm meer een archipel van kleinere eilanden dan één duidelijk eiland. Maar het grootste eiland van Duitsland is wel degelijk een geheel van 926 km2 met (kleine) steden, dorpen en de typische eiland ingrediënten zee, strand, heide, glooiend boerenland, maar ook iets unieks voor Duitsland: flinke krijtrotsen (tot 160 m hoog) aan de noordkant van het schiereiland en Nationaalpark Jasmund. Een spectaculair landschap, dat de romantische schilder Caspar David Friedrich al in 1818 inspireerde tot zijn iconische en wereldberoemde schilderij “Kreidefelsen auf Rügen”.










- Hiddensee
Het woord klinkt in onze oren als verborgen en zo beleefden we het zeer langwerpige, kleine eiland met heel afwisselend landschap, weinig inwoners (1200) verdeeld over enkele dorpjes en gehuchten ook. Eerst maar uitgebreid bij de grote buurman/-vrouw kijken en dan bij kennismaking toch ergens wel begrijpen waarom de DDR-functionarissen Hiddensee alleen voor de happy few reserveerden. Geen idee of Hiddensee nog zo idyllisch is, maar eind vorige eeuw waande je je in een andere tijd: eindeloos natuur, stranden, steilkust en onverharde zandwegen onder oude lanen in het hoofddorp Kloster.













De grote eilanden (landen): Engeland, Ierland, IJsland verdienen ieder een eigen scherf! Eilanden bij die eilanden volgen hieronder.
28 juni – 6 juli 2010 verrijkten en omzoomden we een bezoek aan een internationale conferentie over groene schoolpleinen aan de Universiteit van Winchester – met een bijdrage van ons over deze locaties in Nederland/Vlaanderen – met twee korte maar heel krachtige natuurbelevenissen: na het Nationaal Park New Forest bezochten we het Isle of Wight.
We verbleven ruim 4 dagen op Wight, van 2 – 6 juli 2010. Na een korte boottocht vanuit Lymington naar de haven van Wight, Yarmouth struinden we vanuit een prima verzorgde B & B drie complete en twee aangebroken dagen over het fraaie, groene eiland.



Hier vindt u een uitgebreid (beeld-)verhaal over ons bezoek aan Isle of Wight.
Wij bezochten Ierland 3 respectievelijk 4 keer: 1974, 1977, 1995 en 2014 (Marianne reisde 2014 in het kader van een speelnatuurconferentie samen met Sigrun Lobst naar Dublin e.o.). Lees hier meer over deze reizen, maar vooral ook over de vier eilanden die we bezochten.
- Valentia Island: gelegen in het uiterste zuidwesten van County Kerry in Ierland, sterker nog, het meest westelijke, bewoonde stukje Europa, was ons eerste Ierse eiland dat we op 24 juli 1974 bezochten.



Marianne schrijft in haar Ierse dagboek (1974) over onze toevallige(?) ontmoetingen : “De eerste keer (na onze eerste ontmoeting in Cork) was al twee dagen later, op 24 juli dus. Wij waren via Glengariff naar Valentia Island gelift. Nou ja, we hebben ook hele stukken gelopen, want er was niet veel verkeer onderweg. En de auto’s die voorbij kwamen zaten vol kinderrijke families die hier kennelijk vakantie vierden en duidelijk geen plek hadden voor twee meisjes met grote rugzakken. Op Valentia Island was de jeugdherberg gevestigd in een serie voormalige vissershuisjes. Nadat we iets gegeten hadden kwam Willy de common room binnen gestapt. Hey, so nice to see you again! We brachten samen twee heerlijke dagen door op dit mooie eilandje en genoten van de natuur (indrukwekkende kliffen!), van de country market, de muziek in de pubs en het internationale gezelschap (o.a. een groepje Spanjaarden die notabene goede Ierse folkmuziek speelden).”
- Arranmore: Tijdens onze tweede Ierlandreis – juli/augustus 1977 – bezochten we onder meer dit eiland in het noordwesten van Ierland.



Uit ons gezamenlijke dagboek van die reis: “Vanaf het haventje in Burtonport vertrokken we een dag later naar het eiland Arranmore. Daar kwam je met een nogal gammel ogend motorbootje, dat zijn onnavolgbare weg zocht tussen vrijwel onbewoonde eilandjes door. De ruïnes maakten duidelijk dat het hier wel betere tijden had gekend. We konden gelukkig terecht in een van de 3 B&B’s en beleefden op Arranmore een paar heerlijke dagen met wandelingen tot in alle uithoeken van het rotsige eiland en gezellige avonden met muziek en gedichten in de plaatselijke pub.”
- Een (voor ons) naamloos eiland: Op 26 juli 1977 bezochten we, fietsend tussen Cleggan en Clifden een voor ons naamloos gebleven eiland.




Wij hadden net de heerlijke kleine country market in Cleggan bezocht en “voelden ons nu nog beter dan toen we wegreden uit Clifden en we besloten ook de rest van dit schiereiland te leren kennen. Door de mooie eenzaamheid, alleen onderbroken door een groepje cottages en zo nu en dan twee loslopende ezels, fietsten we, met steeds wisselend uitzicht op de Atlantic tot … (en dan weten we het niet). Het water tussen het vasteland en het eiland was gedeeltelijk zo ondiep, dat het bij eb gemakkelijk mogelijk was naar de overkant, naar het eiland, te fietsen. Het eiland was wel schaars bewoond, maar winkels of een cafeetje bleken er niet te zijn. We hadden honger dus we fietsten terug naar het vasteland waar we al een restaurantje gezien hadden.”
- Inishmore (Aran Islands) is het grootste en meest spectaculaire van de drie bewoonde Aran Islands, liggend in de monding van de Baai van Galway.




Met de veerpont voeren we vanuit Galway in 1,5 uur naar Inishmore, het laatste van de Aran Islands. Wij verbleven er enkele dagen. Alleen al het fort Dún Aonghasa uit de IJzertijd is het bezoek van dit eiland meer dan waard. Zie ook het fotoverslag van ons bezoek aan Inishmore begin augustus 1995.
- Videy island is een tegenwoordig onbewoond eilandje, 800 m uit de kust van de hoofdstad Reykjavik. Het eiland heeft wel een lange geschiedenis en veel betekenis voor de ontwikkeling van de regio. En ook tegenwoordig is er nog wel leven: er staat een mooi gerestaureerd kerkje, een bezoekerscentrum, Viðeyarstofa, een exclusieve horecagelegenheid, out door kunst van Richard Serra (1990 plaatste hij het kunstwerk ‘Áfanger’) en plaatsten John Lennon en Yoko Ono de ‘Imagine Peace Tower’ (Friðarsúlan) op het eiland. Het is een rond monument opgebouwd uit ryoliet en grijs basalt.









Scandinavische en Baltische eilanden
- Ærø en Langeland
Tijdens onze eerste lange fietstocht samen, van Hamburg, via Denemarken naar Zuid-Zweden, van 19 juli t/m 8 augustus 1981, bezochten we, op de reisdagen 6 t/m 9, de beide prettige Deense eilanden Ærø en Langeland. De Deense hoofdeilanden Funen en Sjaelland, die we ook bezochten, beschouwen we tegenwoordig, net als b.v. de Zeeuwse eilanden Walcheren, Schouwen-Duiveland, Noord- en Zuid Beveland niet meer als echte eilanden. Teveel brugverbindingen met het vasteland.







Finland
- Nagu (Zweeds), Nauvu (Fins)
Fragment uit het item Finland en Estland:
…De volgende dag (8 september 2009) gingen we naar het eiland Nauvu (Fins) / Nagu (Zweeds). Het was Terhi gelukt iets aardigs voor ons te vinden. Eigenlijk waren ze al dicht (eind van het seizoen), maar er werd voor ons een uitzondering gemaakt. Voor we er met de bus naar toe gingen bezochten we in Turku nog een klein openluchtmuseum met oude houten huizen en oude ambachten, met daarbij ook nog een café.



De bustocht naar het eiland Nauvu was enerverend (de bus reed heel hard, 1,5 uur lang), gelukkig een keer onderbroken door een tochtje met een veerboot. De meeste eilanden van deze kust (ongelooflijk veel) zijn overigens met bruggen met elkaar verbonden. Aangekomen in Nauvu dorp bleek het hotelletje inderdaad leeg, alle keus dus voor ons. Ook in dit dorp veel houten gebouwen en natuur tot midden in het dorp. Heel rustig zo, aan (of liever gezegd na) het eind van de vakantietijd.
Prachtige natuurwandeling naar een labyrinth
Op 9 september maakten we ’s ochtends op het eiland Nauvu een prachtige wandeling. We stonden regelmatig stil om de oneindige, gedeeltelijk over rotsen gedrapeerde tapijten van korstmossen en mossen te bewonderen. En de voor ons zeer indrukwekkende hoeveelheden soorten paddenstoelen die dit tapijt nog opvrolijkten. We maakten er meer dan 100 foto’s. Moeilijk om uit te kiezen! De wandeling eindigde bij een groot labyrinth, aangegeven met steentjes op de rotsen (zie foto): Jungfrudansen. We konden het niet nalaten dit labyrinth dansend te lopen!












’s Middags hadden we het geluk dat de 14e-eeuwse stenen kerk in het dorp net schoongemaakt werd en wij er dus naar binnen konden. (…)




- Suomenlinna (eilandengroep bij Helsinki)
Fragment uit het item Finland en Estland:
… De middag (2 september 2009) brachten we door op de eilandenarchipel Suomenlinna, Zweeds: Sveaborg. De eilanden vormen gezamenlijk een fort en staan op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Tegenwoordig krijgen hier vooral natuur en cultuur met succes nieuwe kansen.







Na een leuk boottochtje van 20 minuten namen we uitgebreid de tijd Suomenlinna van alle kanten te bekijken. Heerlijke dag voor dit uitstapje!
Estland
Naar het eiland Naissaar
Op zondagmiddag 30 augustus 2009 (12 uur) vertrok er een boot, de ‘Monica’, vanuit de hoofdstad Talinn naar het ca. 8,5 km uit de kust gelegen, vrijwel onbewoonde, eiland Naissaar (vertaald: Vrouweneiland). Naissaar was lange tijd militair gebied en niet toegankelijk. Sinds 1995 is het een natuurreservaat. Na een uur varen, met terugkijkend mooie stadsgezichten op Talinn, kwamen we aan op Naissaar.
Het schip legde aan in een mooie kleine haven (Sadam in het Ests) met o.a. een goede plattegrond van het Natuurpark Naissaar. We liepen een kilometer of 3 prachtig langs de kust. We deden daar 2 uur over, zoveel moois was er te zien: korstmossen, mossen, grote stenen (dezelfde soorten die we hier op Texel in het klein op het strand zien), zouttolerante planten, vogels, uitzichten… We kwamen onverwachts uit bij een soort boerderij (gedeeltelijk nog ruïneus), waar echte pioniers begonnen waren iets te verhuren (dit waren de enige drie vaste bewoners van het eiland op dat moment). Hier hebben we thee gedronken. Door een groot bos van vooral sparren en berken, met als ondergroei heel veel bosbessen, liepen we weer in de richting van de haven terug. Tussendoor naargeestige resten van Russische bedrijvigheid: mijnbouw, verlaten smalspoorlijntjes e.d. Overwoekerd nu, maar nog wel herkenbaar. Op het laatste stuk weer duinen met enorme plakkaten korstmossen en mossen.







We waren er zo door gefascineerd dat we bijna de boot hadden gemist (het laatste stukje moesten we rennen). Het was trouwens wel echt een probleem geworden als we de boot niet hadden gehaald: de drie vaste bewoners zaten ook op de boot naar Talinn en er zou pas een week later weer een boot naar het eiland vertrekken. We zouden daar dus geen kans hebben gehad ergens normaal te verblijven! De proviand die we bij ons hadden was natuurlijk alleen voor die ene middag en al op… en natuurlijk nog geen smartphones… Dus heel veel geluk gehad!
Eilanden in de Middellandse Zee
Spanje
Van 3 tot 17 september 1986
Ter gelegenheid van hun 35-jarig huwelijk nodigden Marianne’s ouders hun kinderen en partners uit om samen vakantie te vieren op Mallorca. Zij waren zelf tijdens eerdere vakanties zo enthousiast geraakt over de landschappelijke schoonheid van Noordwest Mallorca dat ze dit graag aan ons wilden laten zien. We verbleven in een hotel in Port de Sóller en bezochten vandaaruit o.a. het fraaie stadje Soller, de indrukwekkende noordkust van Mallorca en de Jardins d’Alfabia.





(Intro uit het steenbeek-item Mallorca, lees hier desgewenst meer)
Fragment uit het steenbeek-item: “Spanje – een eerste verkennende rondreis“:
(…) 27 februari 1980: Je hebt zo van die dagen… gewoon een doordeweekse woensdag, maar niets lukte: er ging nog geen trein van Barcelona naar Montserrat (pas v.a. 22 maart), het beroemde, op een bijzondere bergrots gelegen klooster. (Wij bezochten het klooster in 2003 incl. enge tocht met de kabelbaan). Dan maar met de bus richting ‘stadsberg’ Tibidabo (512 m); hier te lang naar een tandradbaan gezocht en het werd ook nog echt warm! Toen we die eindelijk vonden bleek daar vooral een gek Lunapark te lonken. Geen trek in. Dan maar als derde keuze: het oude, zeker zeer fraaie klooster van Pedralbes. Niet te geloven: ook gesloten. Tot we het roer echt omgooiden en spontaan tegen 18 uur twee kaartjes voor een bootreis naar Ibiza kochten, met de nachtboot. Dus we pakten, opeens vrolijk en opgewonden onze rugzakken en aten en dronken vooral nog eens goed!
28 februari:
We arriveerden al vroeg in de ochtend op Ibiza. Bij ons rondje zoeken naar een geschikt hostel kwamen we al gauw weer bij het eerste (te duur dachten we toen nog) terecht. Completo kregen we vaak te horen, maar zoveel toeristen liepen er niet rond, dus het was wel eerder: even geen trek in toeristen… Wij liepen al gauw een rondje ‘Ibiza-stad’ en genoten van de zon, de frisse wind en de mooie impressies. Volgende meevaller: in ons hostel kon je ook goed eten. Na een lichte maaltijd van gemengde salade, sardientjes, brood en flan (crème caramel zeggen de Fransen) breidden we het rondje nog wat uit en bezochten een archeologisch museum. Dit rondje braken we gauw af omdat Marianne op haar neus viel… even uitrusten, opknappen. Pas ’s avonds nog langs de haven gelopen en na een bocadillo (belegd broodje op z’n Spaans) nog een tequila tegen de pijn gedronken.






Fragment uit het steenbeek-item: “Spanje – een eerste verkennende rondreis“:
1 maart: Willy wilde heel graag zijn verjaardag op het kleine buureiland Formentera, het kleinste eiland van de Balearen, vieren. Kleiner en minder spectaculair dan Ibiza, maar om die reden, en ook het feit dat dit eiland alleen per boot bereikbaar is, rustiger en authentieker. Na een schitterende bootreis – Formentera ligt maar 7 km ten zuiden van Ibiza stad – besloten we de hele dag in alle rust wandelend (een deel van) het eiland te verkennen. Van de boot liepen we langs zoutpannen, schitterende velden vol heerlijke mediterrane planten en struiken in vroege lentebloei richting San Francisco de Formentera, het hoofddorpje van het eiland, waar we in een gezellig, mooi restaurant lekker en duur hebben gegeten. Vandaar wandelden we langs de weg maar ook door het veld naar La Sabina, en weer door salinas en langs het strand rustig en met mooie pauzes terug naar de boot. Een heerlijke wandeling en dat gold ook voor de terugreis naar Ibiza.




Weer op Ibiza zijn we, na een rustpauze, mooi door oud-Ibiza – de vesting vooral -gewandeld en proefden we ’s avonds laat in dezelfde omgeving, in een door Duitsers gerunde kroeg, een Hierbas (Ibicensas). Deze kruidenlikeur deed ons, in onze ‘Groningse fase’, in de verte denken aan Berenburger…



- Venetië en de eilandengroep bij Venetië: Murano, Lido di Venezia, Sant´ Elena (of Santa Lena), Sant´Erasmo, Burano, Mazzorbo, San Michele, Isola San Giorgio Maggiore, Guidecca, San Lazarro degli Armeni, Torcello, San Servolo (internationale universiteit) en Vignole. De vele Venetiaanse stadswijken tellen we met hun talrijke bruggen hier niet als echte eilanden mee. Uiteraard versterken zij het gevoel van een archipel, een eilandenrijk! Lees hier meer over onze reis naar de Lagune van Venetië en het bezoek aan de bovengenoemde eilanden.
- Sicilië, met de eilanden: Lipari, Stromboli en Panarea
- Isola Maggiore in het Lago di Trasimeno
Een fragment uit het verhaal Tuoro sul Trasimeno, 16 – 30 oktober 2003
…”Al gauw trok natuurlijk ook het nabije eiland in het Lago di Trasimeno. Er was zelfs een verhaal in omloop dat ons kasteeltje ooit bewoond werd door iemand die verbannen werd van het eiland maar op zijn minst uitzicht op z’n geliefde eiland bedong (zoiets). Zittend op ons terrasje kunnen we het ook ter plekke bedacht hebben… Toen wij er op bezoek waren was het er heerlijk rustig, geen toeristen te bekennen, wel nog hier en daar de mogelijkheid iets te eten en te drinken.



Tijdens een erg mooie wandeling over het heuvelige eiland met mooie vergezichten langs de kust bezochten we ook nog, behoorlijk onder de indruk, het eeuwenoude kasteel met een bewogen geschiedenis en het in onze beleving nog fraaiere kleine kerkje op de top van een heuvel, San Michele Arcangelo (13e eeuws met een nog vroegere voorganger), waar volgens de overlevering de Hl. Franciscus van Assisi (een ons beiden sympathieke heilige) langere tijd verbleef en mediteerde.

Het kerkje San Michele Arcangelo

Het eveneens van origine heel oude castello (voorheen klooster, ziekenhuis) konden we alleen van buiten bewonderen.



De kustwandelweg was een waar genot aan geuren, geluiden, vergezichten en gaf aanleiding tot veel dromerijen…”



Fragment uit het steenbeek-item “Groningen“:
(…) In februari van 1983 reisden we op onze tweede reis naar de Balkan – lees hier meer over de eerste – met het vliegtuig naar Dubrovnik voor een cursus North American Indians in transistion. Deze cursus werd gegeven op het Inter University Centre (een gemeenschappelijk project van een groot aantal universiteiten waaronder de universiteit van Hamburg). Docent was Calvin Dupree, een Lakota-Indiaan en professor pedagogiek op de Universiteit van Lethbridge (Canada). Hij werd daarbij ondersteund door zijn echtgenote Patty. Deze cursus sloot heel goed aan bij Marianne’s activiteiten in het kader van de NANAI-werkgroep. We verlengden ons verblijf in – toen nog – Joegoslavië met een bezoek aan het eiland Korcula.
Fragment uit het steenbeek-item Op de Balkan:
(…) En hier houden dan ook, halverwege, de notities van Marianne op. Ergens lazen wij dat Willy de tweede helft voor zijn rekening had genomen. Tot op heden, zomer 2024, hebben we deze niet kunnen vinden… Dankzij het fotoalbum weten we wel dat we per boot de lange reis van Dubrovnik naar het prachtige eiland Hvar ondernamen, daar enkele dagen verbleven en veel in de natuur en langs (soms verlaten) fraaie dorpjes wandelden.









- Lokrum, een onbewoond eiland voor de kust van Dubrovnik:
Fragment uit het steenbeek-item “Groningen“:
(…) In februari van 1983 reisden we op onze tweede reis naar de Balkan – lees hier meer over de eerste – met het vliegtuig naar Dubrovnik voor een cursus North American Indians in transistion. Deze cursus werd gegeven op het Inter University Centre (een gemeenschappelijk project van een groot aantal universiteiten waaronder de universiteit van Hamburg). Docent was Calvin Dupree, een Lakota-Indiaan en professor pedagogiek aan de Universiteit van Lethbridge (Canada). Hij werd daarbij ondersteund door zijn echtgenote Patty. Deze cursus sloot heel goed aan bij Marianne’s activiteiten in het kader van de NANAI-werkgroep. (…)





Het dagdeel dat Calvin op Lokrum organiseerde is ons altijd bijzonder bijgebleven: hij wilde ons zo intensief mogelijk – ieder apart op een geïsoleerde plek – laten beleven hoe je jezelf en de natuur om je heen beleefd zonder onze alledaagse media. En dat waren er destijds beduidend minder dan tegenwoordig, ruim 40 jaar later.
Griekenland
(Drie fragmenten uit: Griekenland)
- Een weekje op Corfu / Kerkira
…we bereikten Griekenland op 11 mei 1982 al vroeg om 7 uur ’s ochtends. Nog wat eerder, met de dageraad, waren we langs de spectaculaire maar destijds onbereikbare kust van Albanië gevaren. We waren niet de enigen die gefascineerd naar de zonsopgang boven de kust van het geïsoleerde land keken. Corfu of Kerkira zoals de Grieken zeggen, bleek een prachtig stadje in Venetiaanse stijl, de heuvel op gebouwd met kleine, steile straatjes, trappen e.d. Op een van de eerste pleintjes vroeg ons een oudere man of we een kamer zochten. Na een Griekse koffie gedronken te hebben besloten we zijn aanbod aan te nemen: 500 drachmen p.p. (ca. 10 gulden). Het huis lag midden in het stadje, niet ver van de haven en ook midden in het bruisende winkeltjesleven. De bedden waren niet helemaal betrouwbaar schoon, maar ja, we hadden toch twee slaapzakken bij ons… En na een eerste verkenning van het fraaie stadje besloten we hier langer te blijven, meer van het relatief grote eiland te verkennen.



Kerkira bleek niet alleen over een mooi hoofdstadje te beschikken maar ook nog een zeldzaam groen en bloeiend eiland te zijn! ’s Middags trokken ons al de kust, een klein vissersdorpje, Benitses, (15 km zuidelijker) en een heerlijke mei-wandeling door het mediterrane landschap aan. Een onvoorstelbaar prachtige flora in volle bloei, talrijke soorten wilde orchideeën e.d. schoon- en zeldzaamheden. Wij stonden (en zaten) er vaak bij stil, raakten bijna in extase!










Een dag later verkenden we de prachtige kust en het binnenland op weg naar Kassiopis op 35 km afstand van Kerkira stad en op korte zichtafstand en toch onbereikbaar, het Albanese Ksamil. Nu waren we enigszins voorbereid maar het bleef een waar genot, ook het weer en het water!
Toen wilden we natuurlijk ook graag het oosten van het eiland een beetje verkennen: die kant op leek er ’s ochtends geen bus te gaan, dus dan maar liften. Na een lange wachttijd kregen we een lift van een aardige meneer met zo’n typische oude landrover. Hij bleek de eigenaar van een klein hotelletje op het strand van Pelekas. Na elf km bochtenrijke straat boog hij af en daalde 3 – 4 km over een verschrikkelijk slingerend en gevaarlijk pad naar beneden tot op het strand. Een van de engere ritten van ons leven, maar toch ook fantastisch om te beleven. Aan het paradijselijke strand hadden hij en zijn vrouw en zoon een klein restaurantje en 8 frisse, bescheiden slaapmogelijkheden. Zee, strand, bergen, rotsen: blauw, groen, zandkleur, zwart en een wit huisje (zie foto1)… enorm fraai!!



Verder stonden er alleen wat andere huisjes, enkele wildkampeerders, een zomers bestaan met eigen boot om te vissen (foto 2), ergens anders wijndruiven, olijven etc. Op het eerste gezicht een hemels stukje aarde. Wij besloten spontaan hier de hele middag te blijven, van alles te genieten. Tegen de avond, de zon was nog steeds zengend, hebben we dan toch de kilometers lange klim naar het bergdorp Pelekas ondernomen, waar we totaal uitgeput aankwamen.


Beloning: vanaf het kerkpleintje kon je over het halve eiland kijken. Een geweldig uitzicht! Met de laatste bus gingen we terug naar Kerkira, overtuigd dat we hier zeker terug zouden komen.
De volgende ochtend gingen we al vroeg in een volle bus (Amerikanen en Canadezen) van Kerkira stad naar Pelekas. We waren al bang dat ‘ons strandje’ ontdekt zou zijn. Maar gelukkig gingen die mensen óf verder óf zij bleven even in het dorpje. Beneden aangekomen viel ons het eerst nog veel grotere stilte op: niemand te zien! De aardige jongen van het hotelletje wist de oorzaak te vertellen: de politie had afgelopen nacht de wildkampeerders verdreven of opgepakt. Ambivalent gevoel bij ons: wat vervelend voor die mensen, maar de totale rust was ook aangenaam voor ons. Het werd een heerlijke dag van zonnen, dagboek schrijven, in het water afkoelen, Grieks leren, picknicken… in deze Griekse tuin van Eden zo dicht bij zee.
De volgende dag, bewolkt, iets koeler, hebben wij onze fysieke grenzen verkend: 25 heerlijke kilometers door het binnenland van Kerkira gewandeld, langs vijf kleine dorpjes met onvoorstelbaar vriendelijke mensen, zwaaiend, groetend en heerlijke (boeren)natuur (zie ook foto’s boven). De laatste vijf kilometers begon het weer dreigend te worden, het werd toen dus doorlopen geblazen langs hoog beladen ezels, die vlak voor het dreigende onweer het hooi nog binnenbrachten. Totaal uitgeput – wel droog – bereikten we Pelekas waar we op terrasstoelen neerploften; het lukte ons trouwens nauwelijks om geruisloos door al die stoeltjesrijen heen te manoeuvreren… Lang en uitgebreid eten en drinken hielp wel om bij te komen: bijna zwevend van de wijn liepen we terug tot ons strandhotelletje 4 km dieper gelegen. Een kop koffie lukte nog net wel, de strand-disco van Georgis (goede LP’s!) sloegen we over. De mooie muziek hoorden we nog wel zacht op de nabije kamer. Goed geslapen!
Onze laatste dag in Pelekas sliepen we een beetje uit – Maria ook, dus er was ook pas laat, 9.30 uur, ontbijt – de twee mannen waren vissen. En die kwamen nog tijdens het ontbijt met een mooie lading vis thuis. Allen even komen kijken en bewonderen: langoesten, inktvissen, tong, veel roodbaars, sardientjes… De rest van de dag genoten we afsluitend nog eens van deze heerlijk plek, probeerden via de rotsen de volgende baai te bereiken. Dat lukte niet, maar alles wat we aan zeeleven en ‘voelsteentjes’ ontdekten maakte dit ruimschoots weer goed. En heerlijk zwemmen in zee zorgde voor de nodige afkoeling. ’s Avonds hebben we dan met veel genot de fris gevangen zeevis gegeten. (…)

(…) per bus en metro naar de havenstad Piraeus, waar de boten naar het eiland Hydra, 80 km ten zuiden van Athene, niet ver van de kust van de Peloponnesos, vertrekken. In ruim 3,5 uur voeren we, behoorlijk snel, langs de eilanden Egina en Poros naar het heerlijk gelegen oude havenstadje Hydra (2000 inwoners) op het gelijknamige eiland. Voor de eerste keer was het moeilijk een kamer te vinden: we vonden uiteindelijk wel een zeer mooi huis met terras en uitzicht op het stadje en de haven. Het hele lange weekeind dat we op Hydra verbleven was alleen al het terras de hogere prijzen waard… Maar irritant bleven we het vinden dat het eiland ”vast in rijke handen is”: te veel faam door te veel bekende mensen uit de muziek- en de filmwereld die op het eiland woonden of wonen of ‘gewoon’ net als wij, er kort verblijven (maar dan op grote jachten die talrijk in de grote en kleinere havens van het eiland dobberen) en vooral genieten van exclusiviteit. Alleen jammer dat ze ook de verhoogde prijzen steeds meer bepalen. Wij verzorgden ons twee dagen lang zoveel mogelijk thuis op het fijne terras en onderweg, picknickend in het heerlijke landschap en langs de prachtige kust en zee. De drukte op het eiland beperkte zich trouwens maximaal tussen 11 – 17 uur. Toeristen slapen over het algemeen lang en dagjestoeristen vertrokken uiterlijk tegen 17 uur. Zo kwamen we in de binnenlanden met verstilde dorpjes, boomgaarden, kleine velden, maar ook ruige bergnatuur (prachtige vlinders en bloemen vooral!) en aan de kust met ontspannen haventjes, veel mooie rotskusten en strandjes vooral boeren met pakezels en muildieren resp. vissers met hun vangsten en netten tegen (nog geen vakantieperiode). Balsem voor alle zintuigen en compensatie van de irritant-exclusieve kant van het eiland.












- Kreta
(…) De nachtboot naar Kreta
Om ietsjes over middernacht vertrok de grote veerboot uit de haven van Githion naar de haven van Kastelli op Kreta. Wij ‘bivakeerden’ met twee Duitse dames in een 4-persoons kabine. Van slapen was nauwelijks sprake vanwege de benauwde lucht op 10 vierkante meter. Tegen 7.30 uur konden we in Kastelli – oftewel 1 kilometer daarvandaan – van de boot. Voor de bus hadden we niet meer genoeg geld gereserveerd, dus dan maar de eerste kilometer op Kretaanse bodem met de zware bagage wandelen. Beetje vervelend, want het werd al heet – eigen schuld. Gelukkig was de omgeving – kust, zee, bergen – zeer uitnodigend. Uitgeput gingen we in het dorp Kastelli op zoek naar een bank, wisselden weer eens een cheque, kochten wat eten en water: het leven was al gauw weer compleet in orde! Vanaf het busstation reden we met de bus naar de eerste grotere stad, Xania. Het landschap op die eerste 30 km van de ca. 80 weer weergaloos schitterend. Daarna ging de kustweg zo vlak langs het strand dat er te veel toeristische infrastructuur storend omheen was ontstaan. Tegen het middaguur arriveerden we op het grote busstation van Xania. De stad viel op het eerste gezicht behoorlijk tegen: een drukke, grote stad voor Griekse verhoudingen (toen 50.000, in 2024 110.000!), maar we besloten toch onze bagage op te geven en Chania (zo kan je het ook schrijven) een tweede kans te geven.



Na een tijdje ontdekten we pas dat Xania nog over een groter, oud Venetiaans stadsgedeelte, met haven, fort, strand e.d. beschikte. Dat was heel wat anders! We zochten en vonden een bescheiden onderkomen en zijn de rest van de middag door het oude stadsdeel gewandeld.



We waren onder de indruk van een mooie markthal (destijds de enige in Griekenland), een schitterende haven, mooie drukke winkelstraten, een rustig park, aten onderweg zeer goed(koop) vis en vonden ’s avonds zelfs een gezellige, echt Griekse muziektaverne, waar de mannen en – minder – vrouwen niet voor toeristen dansten en speelden en waar de wijn hetzelfde kostte als overal (35,- drachme = Hfl. 1,35). Vrij laat, gelukkig en wat licht aangeschoten naar ‘huis’.
De kloof van Samaria
Vanuit Xania móet elk mens – en zeker elke toerist – de kloof van Samaria, 20 km lang, van de Omolos-hoogvlakte (boven 1100 m) tot Agia Roumeli aan de zuidkust van Kreta doorklimmen en doorlopen. En dat deden nog meer mensen dan we vreesden: op de eerste 3 km, waarbij steil naar beneden ca. 600 van de 1100 m tot op zeeniveau overwonnen werden, liepen jong en oud, waaronder toeristen die anders nooit wandelen, in een rij deze fantastische bergwereld in. Wij voelden ons opgejaagd, baalden behoorlijk en maakten een pauze naast het te drukke pad. Gewoon de wilde meute laten voorgaan in hun angst het pad niet in 5-6 uur, zoals aangegeven, te doorlopen. Vanaf dat moment werd het aantal mensen dat ons tegenkwam of dat we passeerden zo duidelijk minder, dat we in toenemende mate van de tocht begonnen te genieten. Want volkomen terecht wordt deze kloof, dit berggebi met toppen tot 2400 m, dieptes van 600 m rotswanden, die aan sommige plaatsen maar enkele meters uit elkaar liggen, als uniek natuurwonder aangegeven. Gewoon fantastisch! Van 10.30 – 16.30 uur liepen we dus door deze bergwereld, af en toe uitrustend met brood, kaas, fruit en sap langs het stromende beekje onderin het ravijn. Agia Roumeli, 2 km van de kust, bleek tot op enkele huisjes verlaten, een trieste sfeer in verder zo’n pittoreske omgeving. Direct aan de kust was intussen wel een compleet nieuw horeca-dorpje met restaurants, hotels, kamerverhuur en aanlegsteiger ontstaan. Hier zou om 17 uur de boot naar Chora Sfakion, ruim 20 km oostelijk vertrekken (enige mogelijkheid om Xania te bereiken). Maar de twee bootjes van 17 uur waren al overvol, dus wij kregen kaartjes voor een boot, die buiten de planning om, nog om 19 uur zou vertrekken. Tijd om uit te rusten en iets te eten! Met de veel minder drukke boot van 19 uur voeren we langs de beeldschone kust, over de Libische Zee, met een tussenstop in een fraai havendorpje, naar Chora Sfakion, een dorp dat ook alleen dankzij het toerisme bestaat. Hier vertrok helaas geen aansluitende bus, de laatste bus was twee uur eerder vertrokken… Hier slapen, of nog duurder, een taxi nemen?? We namen een kamer, waren even kwaad, dronken nog wat Retsina en besloten toch ook de volgende dagen in Xania te blijven, ook al wilden we eigenlijk de komende drie dagen ergens langs de rustigere zuidkust iets gaan zoeken.






De bus naar Xania vertrok al om 7 uur. We dronken nog snel om 6.45 uur een koffie met wat eigen koekjes op het terrasje voor de bushalte voor we instapten en aan een 2 uur lange wilde bergrit in een oude, kapotte bus begonnen. Enorm wat er te zien was, maar we waren ook blij om 9 uur in Xania uit de bus te kunnen stappen. Marianne voelde zich misselijk, we besloten een beter pension in Xania te zoeken en hier een paar dagen uit te rusten i.p.v. verder te reizen. Met een beetje geluk vonden we gauw het – achteraf gezien – beste pension tijdens onze hele reis! Rustig gelegen, echt warm water, douche, schoon, ‘de prijs meer dan waard’. Hier kon je bijkomen. Rond een uur of een in de namiddag hebben we dan het Archeologische Museum van Xania bezocht. Een ongelofelijke hoeveelheid zeer mooie, zeer complete vazen, kroegen, potten etc. en vooral schitterende sarcofagen van aardewerk uit vroeg- tot laat-Minoïsche tijden (1900 – 1400 v. Chr.) en vergelijkbaars uit Hellenistische en Romeinse perioden (vooral mozaïeken). En dit alles, zeker voor Griekse begrippen, goed in het Engels beschreven.


Daarvoor en daarna bezochten we trouwens een orthodoxe en een katholieke kerk. Na zoveel binnenruimtes hadden we echt zin in afkoeling, strand en zee. Op een verrassend rustig en mooi stukje zandstrand lokte de zon en warm zeewater. Alleen hier en daar deelden we het strand met bewoners uit de aangrenzende wijk. Het restaurant dat we na enige uren strandplezier en toenemende honger uitzochten bleek gerund te worden door drie Duitsers. Het eten, de sfeer bleek – zo ver wij dat konden beoordelen – echt Grieks. Wat wel uniek was voor heel Griekenland tot dan toe: zij hadden filterkoffie! Hier genoten we dus nog lange tijd van de strandsfeer op zichtafstand, het eten, de Retsina en de koffie. Toen we een van die aardige Duitsers nog vroegen of hij wellicht ergens werkmogelijkheden voor ons zag wist hij te vertellen dat bij de haven ‘koppelbazen’ mensen voor de fruitoogst ronselden. We bleven nog tot de zonsondergang – en die was heerlijk!
Tegen 6 uur al klaarwakker en om 6.45 uur aan de haven. Ergens bij een van de 20 terrasjes koffie en thee besteld in afwachting van ‘opvallende figuren’, die gastarbeiders uit het rijke noorden zoeken voor het plukken van abrikozen, pruimen. kersen, perziken, tomaten… Maar ook na een half uur wachten geen opvallende samenzwering, mensen die op je afkomen o.i.d. Sterkere overheidscontrole, te laat, foute, verouderde tip??? We liepen nog wat rond en gingen dan naar het tweede mogelijke adres, de grote markthal. Rondom een komen en gaan van kleine karren, grote vrachtwagens met de landbouwproducten die we graag wilden plukken. Wat opvallend rondgehangen, toegekeken etc. maar niemand die op ons afkwam. Wel alles schitterend om naar te kijken: veel handel, goede spullen, enorme vissen, prachtige mensen. Maar zelf hadden we niet de moed om op mensen af te gaan – illegaal, wie weet en zo… We besloten uiteindelijk, om picknickspullen voor de dag te kopen en dan naar Rethimnon te liften (68 km). Voor het eerst kochten we dit jaar, om ons even te verwennen, een pond kersen. Heen en terug ging het liften makkelijk. Rethimnon leek in eerste instantie een verkleinde uitgave van Xania. Er was nog wel meer Turkse invloed zichtbaar: een goed onderhouden moskee en minaret – tegenwoordig in gebruik stedelijk muziekzaal. Het oude, nauwe, Venetiaanse stadsgedeelte was minder ‘onbewoonbaar verklaard’ ‘dan in Xania. Zijn wat door dit stadsgedeelte gedwaald, vonden de haven (minder pittoresk) en wandelden na een koffie met gebak naar een Turks/Venetiaans Fortezza aan zee.


Steeds weer indrukwekkend deze eeuwenoude, massieve steencomplexen! Maar heet was het en we zochten relatief snel de schaduw van een boomrijk pleintje op. Ook om iets te eten voor we weer terug naar Xania zouden liften. Thuis heet douchen, dan bij avondstemming eten op ons balkon: spelende mannen (klikken van de speelstenen van backgammon), kletsende mensen, duizenden zwaluwen in de lucht… ’s Avonds laat zijn we weer naar het gezellige muziekcafé gegaan. Sessie van oude muzikanten die er veel lol in hadden. Maar zelf waren we wat bedroefd, in een stemming van: we willen niet weg, maar moeten toch wel afscheid nemen…
s’ Ochtends besloten dat we spoedig terug zullen reizen. Het geld raakt op, een beetje reserve is wel prettiger, werk vinden moet offensiever gebeuren en dat is niet onze sterkte en überhaupt, werk legaal vinden is praktisch onmogelijk en illegaal werk wordt blijkbaar beter gecontroleerd (bravo, PASOK). Dus, niet nog een dag zoeken, maar vanavond terug met de boot naar Piraeus. Nog een kopje thee op een typisch oude-mannetjes-terras, kaartjes gekocht, Babis geprobeerd te bereiken en dan naar ‘ons’ strand gelopen, gezwommen, uitgerust, een goede bui opgebouwd. Tegen 15 uur bij de Duitsers gegeten en vooral filterkoffie gedronken, terug naar het pension, pakken; nog even voor ons zelf een fles Retsina kopen en voor Babis een goede fles Kretenzer rode wijn. Om 17.30 uur met de bus naar de haven van Souda. Vandaar vertrok om 19.00 uur, met weinig mensen aan bord, de grote veerboot richting Piraeus waar we deze nacht 4e klas zouden reizen, d.w.z. op de banken aan dek zullen proberen te gaan slapen. Dat werd dus nog een lange nacht… Op deze boot een Grieks-orthodox kerkje met vlak daarnaast hypermoderne speelautomaten. Tegen 7 uur liep de boot al de haven van Piraeus binnen. (…)
- Kastellorizo (Turks: Meis)
Het vierde Griekse eiland dat we 9 november 2011 bezochten ligt ver buiten de Griekse wateren voor de Turkse kust op zichtafstand van het mooie Turkse stadje Kaş. Hier een fragment uit het reisverslag:
(…) 9 november: Om 8.30 uur was het al te warm in de zon van ons dakterras! De opbouw van het ontbijt – nog rijker dan de eerdere beide pensions – in alle rust bekeken: glazen kommen vol jam, honing, cornflakes, tomaten-, komkommer- en sinaasappelschijfjes, feta, Turkse worstjes, pita, olijven, druiven, koffie, thee… een compleet Turks ontbijt dus. We besloten met de boot naar ‘Griekenland’ te varen, 20 minuten verderop (Meis is het meest oostelijke eiland van de Hellenen vlak voor de Turkse kust).




Een wonderlijk eiland. Het lijkt een beetje op de opgeknapte stadjes op Bonaire of Curaçao: slechts 200 mensen leven er permanent (horeca, visserij, dienstverlening), ongeveer evenveel een deel van het jaar (familiebezit van verre Grieken). De rest zijn appartementen, hotels, etc. Het ‘’stadje’’ kent een zeer bewogen geschiedenis. Woonden er ca. 100 jaar geleden nog ca. 10.000 mensen, nu is daarvan dus nog maar 4 % over. Rond de 1e Wereldoorlog en de economische recessie die daarop volgde, emigreerden duizenden inwoners naar Noord-Amerika. Er volgden nog een zware aardbeving en zware bombardementen van de Engelsen in WO II – bijna was de eilandbevolking uitgestorven. Dankzij toerisme, strategische ligging e.d. is er nu weer groei, zijn er flinke private bouwactiviteiten en publieke inspanningen eveneens. Heerlijk om hier ontspannen rond te lopen en de verschillende sferen – verval, opknappen, verfraaien, verfijnen (vaak groen, natuur en tuinen!) te ontdekken. En de natuur rondom is grandioos: zee, Karst gebergte, geitenpaadjes, bijzondere flora en fauna. Hier zouden we nog eens terug willen komen!







Turkije
(…) 2 mei, 8.15 uur, eigenlijk vroeger dan gewenst op het terras van ons pension aan het ontbijt. Het is al warm, wel héél prettig. Grappige afscheidsconversatie met ‘Siësta’ (dat stond op z’n t-shirt en paste ook perfect bij hem), de Australische gast en zijn vrouw die 6 weken relaxed door Turkije reisden. Dan per taxi tot 6 km buiten Ayvalik, daar een overstap op een grotere bus tot Ezina en dan per oude minibus met uitsluitend autochtone bezetting tot Geyikli waar we ruim op tijd voor de boot van 14 uur naar ons doel, Bozcaada, aankwamen. De boot leek nog het meest op een oversized rivierpont inclusief flinke ruimte voor auto’s. Ook hier weinig tot geen toeristen. Een half uurtje later arriveerden we op het eiland: 10 x 5 km maximaal groot, licht heuvelachtig met een hoogste heuvel nabij het enige dorp van het eiland. Veel bagage (Karim vooral), dus gauw ons pension Nar (Granaatappel) gezocht en gelukkig ook gevonden. Zeer vriendelijke ontvangst, mooie, keurige kamers in een relatief oud huis. Gauw naar het dorpje en dan heel uitgebreid het prachtig gerenoveerde fort boven het dorp bewonderd. Opvallende flora met waanzinnige kussens van stekelige planten die zacht oogden…






In het dorpje – rijk aan trappetjes – kris kras rond gewandeld; een markt bezocht en heerlijk gegeten op een plek die ‘home made food’ aanbood. Hier waren we nooit binnengelopen zonder Karim. Daarna nog een lekkere fles wijn van het dorp (het eiland ligt in een van de weinige regio’s met wijnbouw in Turkije) voor ’thuis’ gekocht en op een van de vele terrassen die er van boven in het dorp tot beneden aan de haven liggen, wijn van het eiland alvast voorgeproefd. Lekker! In het pension vergezelde de eigenares ons nog met een kopje Turkse koffie en vertelde over een tweede pension dat zij buiten het dorp met een grote (organic) tuin onderhoudt. Gaan we morgen per fiets naar kijken!


3 mei: Fijn Turks ontbijt – olijven, heerlijke tomaten, komkommer, kaas en dille op toast, ja van onrijpe vijgen – alles heel smakelijk, vers. Op naar de fietsenhandelaar voor de geplande fietstocht. Geen geschikte fiets voor Marianne… maar, zoals altijd in Turkije, zeker mét Karim, werd dat opgelost: een grote kinderfiets, rem stuk, werd binnen een half uurtje opgeknapt, terwijl we even de berg opklommen langs een heerlijk beekje met fraaie flora langs de oevers, een wilde landschildpad, vlinders, vogels… Heerlijke opstart!





En tussen 11 en 16 uur hebben we dan de helft van het eiland intensief doorkruist – haast even veel wandelend als fietsend (en dat vaak in ‘wilde vaart’). Uitermate rustig, fraai landschap met overwegend laag struweel, prachtige kustflora, rotsen, zee, kleine strandjes, hier en daar kleine wijngaarden, olijfbomen.






Twee maal ingezoomd langs de kust, pootje badend tussen de rotsen, heerlijk waterleven: roze zeeanemonen, visjes, kreeftjes e.d. Altijd heerlijk! In de drogere struwelen hagedissen, een groentje, vele blauwtjes, dag actieve nachtvlinders, tapuiten… Wel ook soms genadeloos heet – armen – hopelijk niet teveel – verbrand. Toch zeer tevreden, aangenaam moe, beetje spierpijn met al die ongewone fietsen. Even tijd om de reis verder te plannen: op naar Istanbul (300 km verderop)! Eten doen we weer bij Güveç, een soort volkskeuken waar je voor weinig geld authentiek, niet toeristisch, kunt eten. In het pension nemen we alvast afscheid van de aardige eigenares, want morgen moeten we vroeg vertrekken. Met een fles lokale wijn, koekjes en pompoenpitten knabbelend. nemen we op het dakterras afscheid van het gastvrije, mooie eiland, koekjes en pompoenpitten knabbelend.

In totaal bezochten we tot 2025 ca. 50 eilanden en eilandengroepen.
Eilandhoppen
Bijzonder leuk is het als je van het ene naar het andere eiland kunt ‘hoppen’. Een verbinding kunt leggen tussen de vaak heel verschillende sferen. Hoewel we zelf ook in een eilandengroep, de Waddeneilanden, wonen, is dat hoppen bij ons niet zo eenvoudig. Maar extra leuk dus waar dat wel gemakkelijk kan: van Texel naar Vlieland ’s zomers met de Vriendschap, en van Vlieland naar Terschelling met de reguliere veerboot. In andere landen is dat hoppen vaak beter geregeld. Zoals bijvoorbeeld bij de Prinseneilanden in de Zee van Marmara bij Istanbul, de Suomenlinna eilanden bij Helsinki, de Eolische eilanden bij Sicilië en alle eilanden in de lagune van Venetië.
Eilanden in de literatuur
Tijdens de laatste dagen van 2012 bezochten we in het eilandmuseum van Büyükada, het grootste van de Prinseneilanden bij Istanbul (in het Turks simpel Adalar = Eilanden genoemd) een speciale tentoonstelling: Adalar, yazarlar, Sairler…mitostan edebiyata oftewel: “Islands, writers, poets… from myths to literature”. Wat een bijzonder thema! Ook qua uitvoering, waar we helaas geen foto’s van hebben gemaakt. In de fraaie catalogus (Turks en Engels), die we later cadeau kregen van de burgemeester van de Prinseneilanden, staat o.a. de hieronder genoemde literatuur vermeld.




- Ithaca (gedicht van Konstantinos P. Kaváfis, vertaald door C. Buddingh, andere vertaling Hans Warren en Mario Molengraaf).
- Hayy ibn Yagzan, Ibn Tufayl
- Lord of the flies, William Golding
- Robinson Crusoë, Daniel Defoe
- Utopia (Sir Thomas More, Engelstalige pdf)
Onbewoonde eilanden
Onbewoonde eilanden spreken – niet alleen gezien de bovenstaande literatuur – bijzonder tot de verbeelding. Een ideaal tabula rasa voor auteurs zoals Daniel Defoe en een van zijn vroege voorgangers Ibn Tufayl (of Sina) met hun helden Robinson Crusoë en Hayy bin Yagzan. Spannender is het zeker nog iets van het gevoel van ‘eenzaam op een onbewoond eiland’ aan je eigen lijf te ervaren…
Rottumeroog



Een fascinerend onbewoond eiland dat bij velen tot de verbeelding spreekt is het Nederlandse onbewoonde eiland Rottumeroog. Met strandvoogd Jan Toxopeus verliet 1965 de laatste vaste inwoner het eiland. Zijn dochter Wiepke, opgegroeid op het eiland, verhuisde uiteindelijk naar Texel, maar ”bleef van Rottum” en vertelde daar ook graag meer mensen over.
1971 verbleven de beide schrijvers Jan Wolkers en Godfried Bomans, ieder een week, eenzaam op Rottumerplaat. Lees en beluister hier meer over hoe zij – maar een weekje in alle eenzaamheid – het eiland toch wel heel verschillend beleefden.
Lokrum



Februari 1983 reisden we op onze tweede reis naar de Balkan naar Dubrovnik voor een cursus North American Indians in transistion. Deze cursus werd gegeven op het Inter University Centre (een gemeenschappelijk project van een groot aantal universiteiten waaronder de universiteit van Hamburg). Docent was Calvin Dupree, een Lakota-Indiaan en professor pedagogiek op de Universiteit van Lethbridge (Canada). Éen cursusdeel organiseerde Calvin bewust op een onbewoond eiland: stedelingen uit Europa zouden zich er meer bewust van worden hoe het leven op zo’n stukje aarde is. Een halve dag alleen het onbewoonde eiland Lokrum op je laten inwerken bleek al een onvergetelijke herinnering!
De Schelp
In het kader van Stichting Oase/netwerk Springzaad organiseerde Marianne met Hanneke van Vuure en Jeanette van der Meulen in de eerste helft van het jaar 2010 een boeiende cursus “Vrij spel” op zes cursusdagen. Dag 5 vond plaats op een onbewoond eiland, de Schelp in het Gooimeer. Afgezien van miljarden muggen -ze staken gelukkig niet!- was het voor de deelnemers en zeer inspirerende en leerrijke dag.




