een onwaarschijnlijk, maar waargebeurd verhaal
Op 22 juli 1974 zat ik, Marianne, met mijn zus Sjakkelien in de eetzaal van de jeugdherberg in de Zuid-Ierse stad Cork gezellig te praten met twee Duitse meisjes, toen ik toevallig naar buiten keek en daar een jongen aan zag komen lopen die me direct opviel: wat een bijzondere uitstraling! Een paar minuten later zit deze jongen, die zich als Willy heeft voorgesteld, aan ons tafeltje. Met zijn goede oren had hij blijkbaar onze Duits-Engelse conversatie opgevangen en zich tussen al die andere tafeltjes door, naar het onze gemanoeuvreerd. Waarover we spraken, we weten het niet meer, waarschijnlijk over onze studie, over politiek of over Ierland.
De een na de ander ging naar bed en op een gegeven moment merkten we dat de hele eetzaal leeg was; alleen wij twee waren nog over. Wat ons betreft geen probleem, met zo’n fijne gesprekspartner wil je nog wel even door, maar de warden maakte ons duidelijk dat hij nu zelf ook wel naar bed wilde. OK. Natuurlijk waren het in die tijd nog strikt gescheiden slaapzalen voor jongens en meisjes, maar tot mijn verbazing zag ik dat de warden zelf bij het meisje in het bed onder dat van Sjakkelien ging liggen om nog eens goed afscheid van haar te nemen!
De volgende ochtend toen wij gingen ontbijten, bleek Willy al vertrokken. Jammer. We hadden geen idee waar hij heen was gegaan en hadden ook geen adressen uitgewisseld. Dus waarschijnlijk zou het bij deze ene aangename ontmoeting blijven. Dachten we…
We waren sinds onze aankomst in Dublin, enkele dagen eerder, al heel wat bijzondere mensen tegen gekomen. Meestal eenmalig, maar voor een aantal gold dat ze net als wij bij voorkeur in jeugdherbergen overnachtten, en dan kon het gebeuren dat je zo iemand nog een keertje tegenkwam. Dat kon natuurlijk alleen als mensen zo’n beetje dezelfde route en richting gekozen hadden als wij, d.w.z. zoveel mogelijk langs de kust, met de klok mee. Omdat we liftten lukte het niet altijd om een Jeugdherberg te bereiken en dan kozen we voor een betaalbare B&B, ook leuk, want dan kwamen we in ‘echte Ierse huizen’ bij echte Ierse mensen.
Die keuze voor liften en zo’n rondje met de klok mee, was trouwens niet ons plan A. Na aankomst met het vliegtuig in Dublin wilden we deze in die tijd heel treurig stemmende grauwe stad, bevolkt door opvallend veel nonnen en priesters in vol ornaat, zo snel mogelijk verlaten. We hoorden van medereizigers dat de Wicklow Mountains interessant waren. Daar kon je met een trein en daarna een lijnbus naar toe. En we hadden onze ouders beloofd met het openbaar vervoer te reizen. Dus dat kwam goed uit. Maar we deden er wel de hele dag over om er te komen: de frequentie van trein en bus waren bijzonder laag (2 maal per dag). Maar de Wicklow Mountains bleken inderdaad mooi en de zee nabij, dus we bleven er enkele dagen. Toen we verder wilden gaan, was ons inmiddels duidelijk geworden dat we wel zouden moeten liften als we veel meer van Ierland wilden zien.
We besloten richting Galway te liften (in westelijke richting dus, en dan tegen de klok in via de west- en zuidkust weer terug naar Dublin). Toen we al een eindje op weg waren kwamen we er achter dat we onze jeugdherbergkaarten vergeten waren. Dus terug gelift. Gelukkig waren ze er nog. Bij de lift die we daarna kregen merkten we dat we de verkeerde kant opgingen. Meer naar het zuiden. We hadden geen zin meer in nieuwe vertraging en accepteerden liever dat we dan wel eerst richting Cork zouden gaan en dan verder langs de Westkust naar Galway.
Zonder dit akkefietje hadden we Willy, die met de klok meereisde, dus nooit meer dan een keer kunnen ontmoeten… Door in dezelfde richting te reizen was de kans in principe aanwezig dat we elkaar nog eens zouden treffen. Maar dat dit zo vaak zou gebeuren, nee dat was echt niet normaal!
De eerste keer was al twee dagen later, op 24 juli dus. Wij waren via Glengariff naar Valentia Island gelift. Nou ja, we hebben ook hele stukken gelopen, want er was niet veel verkeer onderweg. En de auto’s die voorbij kwamen zaten vol kinderrijke families die hier kennelijk vakantie vierden en duidelijk geen plek hadden voor twee meisjes met grote rugzakken. Op Valentia Island was de jeugdherberg gevestigd in een serie voormalige vissershuisjes. Nadat we iets gegeten hadden kwam Willy de common room binnen gestapt. Hey, so nice to see you again! We brachten samen twee heerlijke dagen door op dit mooie eilandje en genoten van de natuur (indrukwekkende kliffen!), van de country market, de muziek in de pubs en het internationale gezelschap (o.a. een groepje Spanjaarden die notabene goede Ierse folkmuziek speelden).
Na een ‘Misschien tot ziens’ zochten we, terug op het Ierse ‘vasteland’, op 27 juli weer ieder een gunstig plekje om verder te liften. Sjakkelien en ik kwamen tot Listowel, waar geen Jeugdherberg was. We vonden via de man van de Tourist Office (tevens speelgoedhandelaar en tijdschriftverkoper) een volgens hem betrouwbaar adres. Het bleek van een oude pianolerares, die, toen we na de nodige Guinness terug kwamen van een gezellig avondje uit in een pub waar live Ierse muziek gespeeld werd, al klaar stond om ons open te doen en een warme kruik in ons bed gelegd had…
Ons volgende doel was Doorus House. Toen onze liftgever ons netjes voor deze bijzondere jeugdherberg (Yeats had hier gewoond) had uitgelaten, kwam Willy net de oprijlaan af. Hij liet zich een niet gemeend Scheisse ontvallen. Natuurlijk vonden we het leuk elkaar weer te treffen. De derde keer en dit keer in de wel heel barre omgeving van de Burren. Het weer was ook nog eens navenant (regen, wind die zong in de bovengrondse elektrische leidingen en ook nog eens koud). We hadden dus veel tijd om gezellig in de sfeervolle common room van de jeugdherberg met elkaar te praten.
De vierde ontmoeting was misschien de meest voor de hand liggende. We liftten op 30 juli ieder weer vanuit ons eigen plekje. We namen afscheid, spraken niks af, maar het was niet echt een verrassing voor ons toen we, vanuit de auto waarin we op dat moment meeliftten, Willy langs de kant van de weg zagen staan met zijn duim omhoog. We konden ons voorstellen dat hij voor die dag hetzelfde einddoel had en vroegen de chauffeur of deze ‘friend’ ook met hem mee mocht rijden. Dat was OK en zo kwamen we, na nog een paar gezamenlijke liftjes, gedrieën aan bij het Ben Lettery hostel in Connemara. Ook hier, in het schilderachtige Connemara brachten we weer, ondanks het vaak slechte weer, een aantal aangename dagen met elkaar door. We beklommen o.a. de achter het hostel liggende berg, die ook Ben Lettery heette en hadden een adembenemend uitzicht.
Onvoorstelbaar nu, met alle huidige communicatiemogelijkheden, maar toen we op 1 augustus weer ieder ons weegs gingen, hadden we behalve onze voornamen, geen andere gegevens van elkaar. Geen adres, geen telefoonnummer ook. Willy zou nog een stuk verder naar het noorden gaan, wij terug naar Dublin. Daar bleek het nog een paar dagen te duren voor we konden vliegen. We amuseerden ons zo goed mogelijk in deze stad, die nu toch al een beetje vertrouwder aanvoelde.
Op zaterdagmiddag liepen we over de hoofdwinkelstraat, de O’Connellstreet om te zien hoe we onze laatste ponden prettig konden besteden, toen we tot onze grote verrassing Willy weer tegen het lijf liepen. Die hadden we hier nooit verwacht! Deze keer hadden we eindelijk het goede idee adressen en telefoonnummers uit te wisselen. Als dit in een roman of film was gebeurd had ik vooral onze laatste, vijfde ontmoeting in Dublin volslagen ongeloofwaardig gevonden. Maar ja, zo is het dus wel gegaan.
We maakten tijdens deze reis nog nauwelijks foto’s en die we gemaakt hebben zijn ook nog verloren gegaan. Onderstaande foto’s komen van het internet. Ze geven wel een goed beeld van het Ierland van 1974 zoals we het ons herinneren.