Vlak naast de ingangsdeur van de Oasewinkel en onze eigen woning besloot in het voorjaar van 2005 een zanglijsterstel een nest te bouwen. Mooie plek op het eerste gezicht, zo tussen de belofte van trossen wijndruiven, met een stevig wilgenvlechtwerk ‘in de rug’, plus een snel groeiende clematis, wat uitgeschoten wilgentakken en een wat vreemde gast die we daar ieder jaar na de vorst ophingen, een Tillandsia (cadeau van Hein Koningen). Desondanks een nest op een presenteerblaadje… iedere voorbijganger kon, als die wilde, met de hand het nest bereiken. Over de vele kloosterkatten e.d. gespuis weigerden we na te denken. We zetten nog wat potplanten langs de drempel en hoopten dat die vogels verder ‘hun snavel hielden’ en door niemand gehoord en gezien zouden worden.
Maar ja, toen het broeden tot onze verbazing lukte, begon natuurlijk de onrust om het nest heen: het hongerige gepiep, de af en aan vliegende ouders, die ons het gevoel gaven dat we iedere keer als we zelf aan de buitentafel zaten te eten, hen de illusie moesten geven dat we ze niet in de gaten hadden… Kortom gedoe, maar wel leuk om zo mee te leven met dit jonge gezinnetje. Twee kleintjes haalden het ondanks alles om uit te vliegen! Op 5 juni lazen wij in ons logboek, dus nog veel te vroeg om van rijpe wijndruiven te kunnen genieten.
Maar het duurde niet lang na vertrek van de zanglijsterfamilie dat een nieuwe vaste bewoner zijn intrede deed: een merelvrouwtje. Niet voor een nest, wel als overnachtingsplek in dit stukje Tuin van Eden… We vreesden al dat wij zelf niet veel plezier zouden hebben van de druiven dat jaar. Maar ergens lukte het ons met haar af te spreken, dat we de druiven eerlijk zouden delen. Echt waar, dat lukte ook nog. Geen andere soort vogel -of ander gespuis- durfde in de buurt te komen en schijnbaar moest ook regelmatig iets anders op de menulijst van ‘onze’ merel staan dan altijd maar weer die druiven die haar praktisch in de snavel groeiden. We hebben dat jaar nog regelmatig heerlijk zoete druiven uit eigen voortuin mogen eten!