We hebben samen meerdere perioden in Groningen – stad én provincie – gewoond: van 1978 tot 1983 op verschillende adressen in de stad Groningen (onderbroken door 1.5 jaar in Hamburg) en daarna ook nog bijna 10 jaar in de provincie – op het Westeind, in de gemeente Zuidbroek. Maar al eerder (1975-1976) was Groningen de stad waar Willy regelmatig – met de trein vanuit Mönchengladbach – bij Marianne op bezoek kwam.
Voorjaar 1975 – zomer 1976
In het voorjaar van 1975 ging Marianne – na ruim een half jaar op Texel – in de stad Groningen wonen om daar haar biologiestudie voort te kunnen zetten. Van een collega-student op het NIOZ (Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee) die nog wat langer op Texel zou blijven, kon ze tijdelijk zijn huisje in de Concordiastraat huren.
Een tijdje later vond ze een etage in de Jan Goeverneurstraat, in de onder studenten zeer geliefde wijk De Oosterpoort. Daar was meer ruimte dan ze nodig had, dus vroeg ze haar neef Ger, die ook in Groningen was gaan studeren, of hij belangstelling had. Dat bleek het geval.
Willy kwam in die periode ook regelmatig een weekendje naar Groningen. We leerden elkaar steeds beter kennen (en meer). In de zomer van 1976, toen hij klaar was met zijn studie sociale pedagogiek, was hij zelfs wekenlang bij Marianne en Ger te gast op de Jan Goeverneurstraat. Het was een heel warme zomer en dus geen pretje om op een zolderetage te zitten braden. We gingen zo vaak mogelijk met de fiets op stap en ontdekten op die manier samen veel mooie plekjes in de provincie Groningen en in Noord-Drenthe. In deze periode besloten we om ‘echt’ samen te gaan wonen.
Willy lukte het op relatief korte termijn via ASF (Aktion Sühnezeichen / Friedensdienste) in Nederland zijn vervangende dienst te kunnen doen. Dat moest dan wel in Rotterdam. Niet te combineren met Marianne’s studie in Groningen. Marianne zorgde er daarom voor dat ze zo snel mogelijk de cursus didactiek van de biologie kon doen, zodat ze les kon gaan geven. Ze vond een baan als biologielerares in Dordrecht. Toen was het dus alleen nog maar de vraag of we in Rotterdam of Dordrecht iets zouden gaan zoeken. Na enkele bezoekjes aan beide steden gaven we de voorkeur aan Dordrecht. In de tijd die we nodig hadden eigen woonruimte te vinden konden we terecht bij Marianne’s ouders in Schiedam.
Voorjaar 1978 – najaar 1980
Toen Willy klaar was met zijn vervangende dienst besloten we weer naar Groningen terug te gaan, zodat Marianne haar studie kon vervolgen. We vonden een etage op de Gorechtkade in een ‘gewone’ flat, met in onze ogen van toen oude mensen waar we geen contact mee kregen. Wel even wat anders dan het kleurrijke huis in Dordrecht met zijn interessante medebewoners! We hadden drie kleine kamers en een kleine keuken met een nog veel kleiner balkon. Op dit balkon hebben we onze eerste aardbeien gekweekt. Werd nog een succes ook!
Beneden ons was een supermarkt, de Centra. Dat was handig voor de dagelijkse boodschappen, maar we wisten het bijzonder te waarderen tijdens de zeer strenge winter van 1978 / 1979 met zijn spectaculaire sneeuwstormen. De winkels hadden moeite bevoorraad te worden en wij hadden het geluk dat we er dan snel bij waren en niet door de dikke laag sneeuw hoefden te ploegen om boodschappen te doen. Maar we moesten soms natuurlijk wel naar werk en studie…
Studie en werk
In de Gorechtkade-periode was Marianne met plezier bezig met het tweede deel van haar studie. De Rijksuniversiteit Groningen had haar veel te bieden. Na een minder spectaculair onderzoek naar mosjes, waarvan haar docent, Ben van Zanten, hoopte dat het om twee soorten zou gaan (wat tot zijn frustratie niet het geval bleek) stonden een bijvak Milieukunde, cursussen Plantenoecologie en Wetenschap en samenleving en een hoofdvak Didaktiek van de biologie op het programma.
Samen met het lidmaatschap van de Onderwijscommissie van de subfaculteit biologie en van de Vrouwengroep van de studentenvereniging GSB, en vrijwilligerswerk bij de Onderwijswinkel kwam ze goed toe aan haar in Dordrecht gegroeide wens om maatschappelijk actief bezig te zijn, ook, of juist ook als biologe.
Willy heeft in deze periode elk werk dat hij kon krijgen aangepakt. Eerst was dat vooral uitzendbureauwerk. Dat was soms best aardig (verkeerstellingen, bedrijfsverhuizingen e.d.), soms nog net OK (b.v. in de Berenburgfabriek), maar een enkele keer regelrecht rampzalig (varkensslachterij). Na enige tijd kon hij gaan werken als groepsleider bij de Aaborg, een tehuis voor zeer moeilijk opvoedbare jongeren. Ook dit was niet direct zijn droombaan.
Na een fikse longontsteking viel de beslissing om na Marianne’s afstuderen zo snel mogelijk werk te vinden dat wel bij hem paste. Hij solliciteerde op een baan als coördinator op de nieuw op te richten Abenteuerspielplatz Eimsbüttel Nord in Hamburg. Marianne kon vóór onze verhuizing afstuderen, maar wel met de belofte aan haar hoofdvakdocenten om in Hamburg een Duits boek over milieueducatie in het Nederlands te vertalen ‘Umwelterziehung, neue Aufgabe für die Schule‘,
Reisjes en reizen
In deze Groningse periode hebben we heel veel fietstochtjes gemaakt, vooral door Noord-Nederland, en korte vakanties naar de Waddeneilanden Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog.
Maar we gingen ook drie keer écht met vakantie: in juli 1979 naar Polen, in september van dat jaar naar de Elzas en in het voorjaar van 1980 naar Spanje.
In juli 1980 was Marianne 10 dagen met haar zus Sjakkelien in Hamburg om daar een woning te zoeken (niet direct gelukt) en Hamburg en wijde omgeving alvast een beetje te verkennen. Na onze verhuizing naar Hamburg zijn we nog 2 dagen (26-28 oktober) terug gegaan naar Groningen, om Marianne’s doctoraalbul op te halen.
Voorjaar 1982 – eind 1983
Hoewel onze periode in Hamburg zeer gedenkwaardig was en ons veel bijzondere ervaringen had opgeleverd zijn we na 1,5 jaar toch weer terugverhuisd naar Groningen. We konden voorlopig terecht in een woongroep op de Peizerweg, maar hadden daar wel erg weinig privacy. Direct na onze verhuizing zijn we op reis gegaan. Doel was Griekenland. In Hamburg hadden we Babis Merikas leren kennen als vriend van een van onze huisgenoten, Marianne Hagl. Hij was weer terug in Athene en wij wilden hem daar gaan bezoeken. En we droomden er ook heimelijk van langer in Griekenland te kunnen blijven. We zochten een nieuw spannend perspectief in ons leven. Maar in die tijd was PASOK (de socialistische partij) aan de macht en die hadden – helaas voor ons – als beleid de werkeloosheid terug te dringen door het voor buitenlanders veel moeilijker te maken daar (al was het nog zo tijdelijk) te werken. Dus geen kans om via seizoensarbeid ons verblijf te kunnen verlengen. En voordat het geld dat we in Hamburg op de spaarrekening hadden gezet op was, moesten we zien terug te komen naar Nederland. Het was natuurlijk fijn dat we een dak boven ons hoofd hadden op de Peizerweg, maar in de kleine slaapkamer die we als privéruimte ter beschikking hadden in de woongroep kwamen ons de muren al gauw tegemoet. We waren dan ook blij dat we als woongroep het aanbod hadden om op een huis te passen in Westernieland. Een heerlijk huis met allerlei dieren en een grote moestuin.
Het was in dit huisje dat Marianne 30 werd. We vierden het met een bakblik vol Pflaumenkuchen, van ‘onze eigen’ pruimenboom. Dit smaakte letterlijk en figuurlijk naar meer. Vanaf dat moment kwam het wonen op het platteland in beeld. Bij de geëigende winkels (zoals biologische winkel De Paardebloem in de Folkingestraat) keken we vanaf dat moment regelmatig naar de mini-advertenties, waarin soms (tijdelijke) woonruimte buiten de stad werd aangeboden. Maar het zou nog wel ruim een jaar duren voordat we iets lazen, waar we wel eens wilden gaan kijken.
Waar vinden we zinnig en betaald werk?
Ons geld was na onze reis naar Griekenland bijna op, dus moesten we zien zo snel mogelijk weer aan het werk te komen. Het liefst wilden we ook in Nederland op een avonturen-/ bouwspeelplaats (ASP) gaan werken. Dat werk had ons in Hamburg bijzonder goed bevallen. We oriënteerden ons en hadden al snel in de gaten dat er in Nederland niet veel ASP’s waren. We gingen kijken in Drachten en in Amsterdam en schreven open sollicitaties. Er was wel al een Speeltuincentrale, maar ASP’s speelden daar een marginale rol. Wat als we nu eens in Nederland een ASP-koepel zouden oprichten, vergelijkbaar met de Hamburgse koepel (Dachverband) van ASP’s? Dan zou er meer onderling contact zijn en zouden we met elkaar nieuwe ASP’s kunnen gaan stimuleren.
Een goed idee, maar de tijd bleek niet rijp. We zochten verder. Willy reageerde in november 1982 op een advertentie van het Groningse JAC (Jongeren Advies Centrum). Het ging in eerste instantie om gekwalificeerd vrijwilligerswerk, maar er was wel een redelijke kans dat dit ooit een betaalde werkplek zou kunnen worden. Marianne solliciteerde ook, vooral op banen in de NME-sector, maar zonder succes. Overkwalificatie en het gebrek aan een rijbewijs waren redenen die bij de afwijzingen genoemd werden. Ze werd actief lid van NANAI (stichting ter ondersteuning van Noord-Amerikaanse Indianen), was, net als Willy, blij met hun nieuwe biologische volkstuintje bij het Stadspark, ging op teken- en schilderles bij de School van Handenarbeid en begon zich te verdiepen in de filosofie. Ze raakte in de ban van de filosofie van Ernst Bloch. En liet zich adviseren door de studieadviseur van de afdeling Filosofie op de Rijksuniversiteit. Beginnen aan een compleet nieuwe studie leek haar bij nader inzien toch ook niet het beste idee. Beter eerst maar een cursus filosofie op de Volksuniversiteit. Die was echter niet heel erg inspirerend. In die tijd (zomer 1983) speelde ook dat we problemen hadden met de Vreemdelingenpolitie. In Hamburg hadden we een vergelijkbaar probleem op kunnen lossen door Willy’s baan te delen, zodat we allebei betaald werk konden nawijzen. Nu hadden we een uitkering en bestond die uitweg niet. We beseften dat we door te trouwen het probleem snel op konden lossen, maar vonden dat niet eerlijk tegenover niet-heterostellen (het zou nog een hele tijd duren voor het homohuwelijk er zou komen). We hebben deze principiële houding doorgezet tot aan een bezoek bij het Paleis van Justitie in Den Haag. Daar werd verrassend welwillend naar ons verhaal geluisterd. Maar het probleem bleef bestaan; er was een reële kans dat Willy Nederland zou moeten verlaten. Gelukkig lukte het Marianne kort daarna wel betaald werk te vinden, en was de situatie al minder nijpend. Dit werk was in het verlengde van haar studie, bij de afdeling Didactiek van de biologie. Het was een tijdelijke baan (1 jaar) en bedoeld om de grote stroom studenten die nog snel voor de geplande veranderingen de cursus Didactiek wilden doen, daartoe de kans te geven. Ze begeleidde naast de cursus didaktiek ook een studiereis naar Engeland, waar ze zich verdiepte in het daar gangbare multiculturele onderwijs.
Reizen en reisjes
In deze periode hadden we, na onze lange reis naar Griekenland, niet veel geld te besteden. Maar wel veel behoefte aan een beetje meer ‘lucht’ en ruimte en tijd voor onszelf vanwege de krappe behuizing.
In 1982 kwam het, naast het oppassen op dieren en moestuin in Westernieland, vooral neer op fietstochtjes in de directe omgeving van Groningen.
Begin 1983 zijn Marianne en haar zus Sjakkelien eens gaan kijken in het Belgische Lier. Bleek een heel aardig stadje, dus dat riep de vraag op waarom hun voorouders daar ooit weg waren gegaan. De oude Lierenaar die we vertelden over onze achternaam vond dat eigenlijk niks bijzonders: dat hoorde je immers wel vaker dat iemand ‘van Tilburg’, ‘van Gent’ o.i.d. heette? Tja. Bij de VVV kregen we kleverkes (stickers) van de stad Lier, die we op onze agenda’s plakten.
In februari van 1983 reisden we op onze tweede reis naar de Balkan – lees hier meer over de eerste – met het vliegtuig naar Dubrovnik voor een cursus North American Indians in transistion. Deze cursus werd gegeven op het Inter University Centre (een gemeenschappelijk project van een groot aantal universiteiten waaronder de universiteit van Hamburg). Docent was Calvin Dupree, een Lakota-Indiaan en professor pedagogiek op de Universiteit van Lethbridge (Canada). Hij werd daarbij ondersteund door zijn echtgenote Patty. Deze cursus sloot heel goed aan bij Marianne’s activiteiten in het kader van de NANAI-werkgroep. We verlengden ons verblijf in – toen nog – Joegoslavië met een bezoek aan het eiland Korcula.
In de zomer van 1983 gingen we met vele anderen demonstreren in het Lauwersmeergebied tegen de plannen voor een militair oefenterrein, onder het motto: ‘Laat de Lauwersmeer niet schieten‘.
In 1983 waren we ook regelmatig op de Waddeneilanden Schiermonnikoog en Ameland; vanuit de stad Groningen relatief gemakkelijk te bereiken.
Voor de tweede keer naar de Elzas
Van 19 augustus tot 11 september maakten we een langere reis (met de trein en te voet) door Elzas Lotharingen. We hadden nog goede herinneringen aan de reis die we in die regio in 1979 gemaakt hadden en ook deze keer hebben we er veel beleefd.
Onze eerste gezamenlijke tuin
We waren in 1983 blij met onze biologische volkstuin een eindje verder op de Peizerweg. We waren trots op onze oogst en maakten daar heel wat foto’s van. Onze wens nog eens een tijdje op het platteland te wonen en daar een eigen tuin te hebben, kwam in vervulling in november. Toen zagen we een kleine advertentie bij De Paardebloem. Er werd voor een jaar een huisje aangeboden in Zuidbroek. Het was dus in Oost-Groningen, niet ons favoriete deel van de provincie, maar onze behoefte aan verandering was groot! We gingen kijken op 18 november. Het was verder weg dan we dachten en wel heel erg ‘nowhereland’. Het weer was slecht en de directe omgeving zag er troosteloos uit (grote kale akkers). Maar het huisje zelf was leuk en ook de buren leken aardig. Dus toch maar doen?! 9 december verhuisden we onze spullen naar het Westeind. Het huisje was gemeubileerd en dat kwam ons prima uit, want we hadden zelf nog steeds niet veel meubels e.d.