Onze interesse in dit thema kent een lange voorgeschiedenis. Ervaringsdeskundig waren we natuurlijk al, net als iedereen, sinds onze kindertijd: toen we zelf op de lagere en middelbare school zaten was het nog gebruikelijk dat een deel van het schoolplein niet betegeld was en dat het schoolplein omgeven was door struikgewas. Maar vreemd genoeg mochten we juist daar niet spelen. Wel op de 30×30 tegels (Marianne) en het asfalt (Willy), waardoor kapotte knieën aan de orde van de dag waren. Niet fijn. Niet veel te beleven ook. Maar als kind weet je niet beter en aanvaard je de situatie zoals hij zich voordoet als ‘normaal’.
Eerste ervaringen met nabije natuureducatie in en buiten het onderwijs
Omdat het voor ons zelf zo fijn was gebleken om vaak in de natuur te zijn en daar ook steeds meer over te weten, gunden we dat natuurlijk ook anderen. En met name opgroeiende kinderen, die nog helemaal open staan voor nieuwe ervaringen. Toen Marianne tweede helft jaren 1970 biologieles gaf op een MAVO in Dordrecht miste ze op het kleine kale schoolplein van alles wat ze nodig vond om de natuur dichter bij de kinderen te brengen. Maar gelukkig was tegenover de school een groot stadspark met oude bomen, vijvers en veel bloeiende struiken. De leerlingen hoefden alleen een niet al te drukke straat over te steken om allerlei soorten biologie-opdrachtjes uit te kunnen voeren. Daar maakte Marianne dan ook veelvuldig gebruik van. Op deze school vonden ze alleen al het feit dat ze met de kinderen naar buiten ging ‘niet normaal’ (en ook eigenlijk niet gewenst). Laat staan dat er sprake zou kunnen zij van veranderingen op het schoolplein zelf.
Marianne vertaalde in 1980 in het kader van haar biologieopleiding het boek ‘Umwelterziehung, neue Aufgabe für die Schule‘ in het Nederlands. En werd zich er daardoor nog bewuster van dat het onderwijs een serieuze bijdrage zou kunnen leveren aan de ontwikkeling van het natuur- en milieubewustzijn bij kinderen. De didactiekdocenten in Duitsland waar ze contact mee had, raadden haar aan eerst eens eigen ervaring op te doen buiten het onderwijs, bijvoorbeeld op een Abenteuerspielplatz, omdat daar meer mogelijk zou zijn dan in het (reguliere) onderwijs. Dat was een Eureka-moment, want juist in deze periode van ons leven was Willy coördinator van Abenteuerspielplatz Eimsbüttel Nord in Hamburg. Marianne ging eerst als vrijwilliger en daarna in een met Willy gedeelde betaalde baan meewerken op deze ASP en leerde daar heel veel. We hadden er veel vrijheid en konden, hoewel beperkt door de fysieke omstandigheden en rekening houdend met het hoofddoel: BOUWEN, de kinderen toch steeds meer ervaringen in en met de natuur aanbieden. We bedachten: wat zou het mooi zijn als dit ook bij scholen mogelijk zou zijn. Maar dat leek ons toen een brug te ver.
In Heemtuin Muntendam, waar we midden jaren 1980 werkten, vonden wij de natuur te kwetsbaar voor hands-on natuureducatie voor groepen schoolkinderen. Maar we wilden wel graag op een of andere manier een bijdrage leveren aan natuureducatie. Daarom nodigden we de leerkrachten van scholen uit de streek (Oost-Groningen) uit voor een cursus, met de bedoeling dat zij het in de heemtuin geleerde met hun eigen klas en in hun eigen schoolomgeving in de praktijk zouden kunnen brengen. Maar al gauw merkten we dat dit een te lastige opgave voor hen was: de directe schoolomgeving bood daarvoor simpelweg te weinig mogelijkheden.
Eureka!
In 1988 kwam een voor ons nog belangrijker ‘Eureka-moment’. Op bezoek bij Alex Oberholzer in het Zwitserse Solothurn, om met hem te praten over een nieuw op te richten natuurtuinbeweging in Nederland, nam hij ons tot onze grote verrassing mee naar een hele serie basisscholen die een soort ASP-achtig terrein om hun schoolgebouw hadden in plaats van tegels of asfalt. Hij bleek als PABO-biologiedocent, die met zijn eigen studenten in de grote PABO-tuin werkte en lesgaf, de indirecte aanstichter van deze groene golf. Zijn studenten wilden ook zo’n tuin voor hun leerlingen en kregen dat, als verse, enthousiaste leerkrachten verrassend vaak voor elkaar.
Vanaf dat moment namen we ons voor om niet alleen een natuurtuinbeweging te starten, maar ons ook in te zetten voor een natuurrijke omgeving die geschikt is voor veelzijdig gebruik door kinderen. Dat kon natuurlijk op veel locaties, maar de directe schoolomgeving leek ons nog steeds een bijzonder voor de hand liggende plek, omdat alle kinderen daar tenslotte dagelijks, het hele jaar door, komen.
Schoolnatuurtuinen
In 1990 raakten we betrokken bij de Groningse Werkgroep Schoolnatuurtuinen. Zoals vaker in ons leven gingen we eerst maar eens inventariseren welke schoolnatuurtuinen er inmiddels, behalve dus in Zwitserland, nog meer waren ontstaan. We vonden er veel in Duitsland. Daar waren al hele campagnes geweest om de schoolomgeving te vergroenen. Maar ook Nederland kende vroege voorbeelden. We brachten ze in kaart en keken of we al wat konden zeggen over faal- en succesfactoren.
Wij maakten binnen deze werkgroep lesmateriaal voor schoolnatuurtuinen en dachten mee in concepten om de ‘schoolnatuurtuin’ verder over Nederland te verspreiden. Door gebrek aan (financiële) ondersteuning stagneerden de plannen, maar we lieten het idee niet los. We publiceerden o.a. dit artikel in Oase, om ons enthousiasme over het ‘Zwitserse model’ met de Oaselezers te delen. En we besloten om er voor te zorgen dat in het Oasebestuur ook altijd een pedagoog met een groen hart zou zitten, die ons kon steunen in de wens juist ook dit aspect van het natuurrijke tuinieren te bevorderen. Dat waren achtereenvolgens Marjan Margadant-van Arcken en Kees Both. Twee kanjers op dit gebied!
Eind jaren 1990 waren we, samen met Marjan en Kees, nauw betrokken bij twee onderzoeksprojecten Bloeiend en boeiend en Leven met verschillen. We kregen er steeds beter zicht op welke factoren cruciaal zijn om een schoolnatuurtuin tot een succes te maken. Bijzonder was het om van dichtbij mee te maken hoe een Brabantse school (Sint Jozefschool in Den Dungen), door een goed geslaagd ontwerp van Willem Iven, de eerste prijs won in een provinciale wedstrijd. De initiatiefnemer, Nol Trum, schreef over dit boeiende project in 2000 twee interessante artikelen, die we graag publiceerden in Oase.
- De educatieve natuurtuin van basisschool Sint Jozef 1
- De educatieve natuurtuin van basisschool Sint Jozef 2
Vanaf de oprichting van Springzaad (in 2001) stonden schoolnatuurtuinen, naast speelnatuur, centraal bij onze excursies en studiedagen. Vooral de twee excursies naar Berlijn in 2010 waren een groot succes. De kring mensen die zich liet aansteken door dit aangename virus werd steeds groter. Uiteraard speelden de schoolnatuurtuinen ook een belangrijke rol in het boek ‘Vrij spel voor natuur en kinderen‘ en gaven we regelmatig (dia-, later powerpoint)lezingen over dit thema tijdens symposia en studiedagen die door ons zelf en door anderen werden georganiseerd. De verspreiding van Vrij Spel voor Natuur en Kinderen en de lezingen en workshops zorgden voor nog meer belangstelling. De kring werd steeds wijder en het was voor ons niet meer zo goed te overzien of de kwaliteit wel gelijk opliep met de kwantiteit.
Van schoolnatuurtuinen naar groene schoolpleinen
We kregen daar weer meer zicht op door onze samenwerking met Fonds 1818. Dit fonds was in 2008 een project gestart, getiteld ‘Groene schoolpleinen‘. In hun werkgebied (Den Haag en wijde omstreken) wilden ze groene schoolpleinen, zoals zij schoolnatuurtuinen noemden, gaan stimuleren door een inspiratieprogramma en financiële ondersteuning (max. 25.000 euro per vergroend schoolplein). Twee van de initiatiefnemers van dit project, Carien Janssen van Raay en Rien van der Velden waren bij een van onze lezingen en workshops aanwezig en namen naar aanleiding daarvan contact op en vroegen ons samen met hen inspiratiemiddagen te verzorgen voor directeuren en leerkrachten uit het basisonderwijs (klik hier voor de presentaties tijdens deze inspiratiemiddagen). Via dit project kwamen we ook zelf in nauw contact met scholen die hun schoolpleinen wilden vergroenen of daar al werk van hadden gemaakt. Na een excursie met Carien Janssen van Raay en Astrid van Heezik (die dit project vanuit haar bureau De Goede Zaak ondersteunde) constateerden we dat er weliswaar behoefte was aan hulp bij het beheer van het groene schoolplein (waar we al een beetje vanuit gingen – tenslotte niet de corebusiness van scholen), maar tot onze verrassing was er nog meer behoefte aan hulp bij het gebruik van het groene schoolplein in het curriculum. Samen met de inmiddels in de regio actieve Springzaadconsulenten, Marian Kathmann en Els Witte (Leiden), Maaike Kentie (Zoetermeer) en Alice Koenen (Delft) ontwikkelden we een succesvol workshopprogramma voor de deelnemende scholen, gefinancierd door Fonds 1818. Het was voor ons van groot belang dat we ook zelf veel van die workshops, altijd samen met een van de regionale consulenten, konden geven. We kregen nu van heel nabij mee waar de problemen liggen en waar oplossingen te vinden zijn.
We maakten na de eindevaluatie van de workshops een workshopmap. Karim Muhyaddin maakte het ontwerp en het cursusteam verzorgde de inhoud.
Met alle opgedane kennis en ervaring wilden we de kwaliteit van schoolnatuurtuinen – die we nu zelf ook steeds vaker groene schoolpleinen noemden – op landelijke schaal gaan bevorderen. We brachten onze ervaring en kennis bijvoorbeeld in bij het onderzoek van o.a. Jolanda Maas en Dieuwke Hovinga naar faal- en succesfactoren van groene schoolpleinen en probeerden een kwaliteitsmeter te ontwikkelen.
Begin 2016 beëindigde Fonds 1818 het succesvolle project Groene schoolpleinen. De website die door hen was ontwikkeld, www.groeneschoolpleinen.nl mocht overgenomen worden door Stichting Oase / Springzaad en is inmiddels integraal onderdeel van de website van Stichting Springzaad.
Ook het leuke bordje (vignet) dat scholen met een groen schoolplein op hun muur konden bevestigen mocht, enigszins aangepast (zonder ‘een initiatief van Fonds 1818’) verder door Stichting Springzaad worden gebruikt.
In de eerste helft van 2016 gaven we zelf een tiendaagse cursus groene schoolpleinen. De cursisten konden hiervoor een voucher aanvragen en hoefden dus alleen nog reiskosten te betalen. Het was een heel interactieve cursus. Alle cursusdagen vonden plaats in een andere regio, in samenspraak met een van de cursisten (meestal de eigen woonomgeving). En samen met deze cursist bereidden we vervolgens de bewuste themadag voor.
Om al onze opgedane kennis en ervaring met dit thema te bundelen en verspreiden vroegen we bij het Prins Bernard Cultuur Fonds subsidie aan voor een Handboek Groene Schoolpleinen. Deze aanvraag werd helaas niet gehonoreerd en ook andere pogingen om – ook binnen Springzaad – extra aandacht voor groene schoolpleinen te vragen lukten de laatste jaren van ons Oasewerk maar ten dele. En uiteindelijk maakte de Corona-crisis het nog lastiger om, eventueel ook nog na ons pensioen, hieraan in enige vorm verder te werken. Het doet ons goed te lezen in de Nederlandse en Vlaamse Springzaad-nieuwsbrieven dat het thema ‘groene schoolpleinen’ na de Corona-crisis weer is opgeleefd en er weer excursies en workshops plaatsvinden. En ook heel fijn dat er een door Machteld Klees ontworpen versie van de Springzaadcollageplaten is gekomen. Dit keer vooral gericht op groene schoolpleinen (en minder op speelnatuur). Daar was zeker behoefte aan, blijkt ook uit de belangstelling in binnen- en buitenland.
Meer informatie over groene schoolpleinen is te vinden op de website van Stichting Springzaad.