In de periode dat we actief waren in de Werkgroep Schoolnatuurtuinen werden we door het Natuurmuseum Groningen gevraagd of we ook mee wilden denken met hun Werkgroep Herinrichting Kinderwerktuinen (HIK). Groningen kende (en kent) verschillende grote kinderwerktuincomplexen waar basisschoolkinderen onder begeleiding van een schooltuinleider in schooltijd tuinieren.
Vanuit het Natuurmuseum / de NME was de wens geuit om op deze grote tuincomplexen naast schoolkinderen, ook andere doelgroepen aan te spreken, zodat er feitelijk sprake zou zijn van buurttuinen waar niet alleen kinderen, maar ook andere leeftijdsgroepen terecht zouden kunnen. Tegelijk was het de bedoeling in deze werkgroep met elkaar uit te zoeken hoe de kinderwerktuinen in alle seizoenen spannender konden worden, vooral ecologisch en esthetisch. Waarbij het natuurlijk niet de bedoeling was het kind met het badwater weg te gooien: moestuinierende kinderen zouden uiteraard zeer welkom blijven.
Verder lezen
De bedoeling van de Werkgroep Herinrichting Kinderwerktuinen was het tot een uitgewerkt plan te komen om de drie Groningse Kinderwerktuincomplexen om te vormen tot buurtmilieutuinen. De achterliggende doelstelling daarvan was om de natuureducatieve taken van het Natuurmuseum zowel inhoudelijk als qua doelgroepen beter te kunnen faciliteren op de tuincomplexen. Onze taak: adviseren over aanleg/beheer van natuurtuinelementen en de kansen voor educatie te onderzoeken, waarbij het nadrukkelijk de bedoeling was om aan te sluiten bij de lesmethode Leefwereld en het Vierseizoenenboek (geschreven door Maya Roozen, bedoeld voor de kleuters). Randvoorwaarde was dat het onderhoud van de tuinen niet duurder mocht worden en – zo mogelijk – het beheer zelfs minder tijd zou mogen vragen van de tuinleiders. Vooral dat laatste maakte dat de tuinleiders niet direct enthousiast waren om hier aan mee te gaan werken. Maar ook de te verwachten veranderingen in werk en werkplek hadden hun huiver gevoed.
Daarom was het heel belangrijk dat naast Maya Roozen en de directeur van het Natuurmuseum Roelke Posthumus ook Harry Holsteijn, fulltime tuinleider Kinderwerktuin (KWT) Paddepoel, deel uitmaakte van de werkgroep, die soms aangevuld werd met educatieve en administratieve medewerkers vanuit het Natuurmuseum/Kinderwerktuinen. Harry Holsteijn verzette bijzonder veel werk. Hij had er als tuinleider uiteraard veel belang bij dat – als het daadwerkelijk tot een omvorming zou komen – dit een verbetering werd voor het werk van hem en zijn directe collega’s op de andere complexen. Het was uitdrukkelijk de bedoeling dat tussentijdse resultaten regelmatig werden teruggekoppeld met de andere tuinleiders, om het draagvlak voor de gewenste veranderingen zo groot mogelijk te maken.
Harry’s collega, Ger van Dam van KWT Beijum pleitte er in een document dat we na de eerste werkgroep vergadering toegestuurd kregen, sterk voor om in elk geval het individuele moestuinieren voor de bovenbouw te handhaven, omdat hij vreesde dat de motivatie van deze doelgroep niet groot genoeg zou zijn voor ‘gewone’ NME-lesjes op de tuin. En het tuinieren bovendien juist ook voor deze doelgroep van belang is om de te eenzijdige cognitieve gerichtheid van het onderwijs enigszins te compenseren. Uit een bijgevoegde enquête bleek ook dat de meeste kinderen de voorkeur gaven aan tuinieren boven ‘lesjes’.
Ondanks beperkende randvoorwaarden en bedenkingen vanuit de basis, ging de werkgroep zeer voortvarend aan de slag: eens in de twee weken was er een bijeenkomst en tussendoor was er veel huiswerk te verrichten. Zo zorgde schooltuinleider Harry Holsteijn (samen met zijn broer) voor een gedegen buurtonderzoek en onderzocht hij daarna de bodemomstandigheden in ‘zijn’ KWT. Hij beschreef – nog veel gedetailleerder dan de andere werkgroepleden – hoe zijn Droomtuin er uit zou zien. De educatieve medewerkers van het Natuurmuseum plozen ondertussen uit welke lessen uit de lesmethode Leefwereld en het Vierseizoenenboek in de tuinen door leerkrachten van groep 1 t/m 8 van de basisschool uitgevoerd zouden kunnen worden, en welke tuinelementen extra interessant zouden zijn voor andere doelgroepen. Wij hebben vervolgens bekeken welke consequenties die keuze betekende voor ontwerp, aanleg en beheer. We vulden elkaar zo heel goed aan en deze prima samenwerking leidde al binnen drie maanden tot een goed doordacht conceptontwerp. De tuinleiders, waaronder Harry kregen de gelegenheid hun kritiek te spuien en naast complimenten voor het snelle werk kwam die dan ook: te ‘radicale veranderingen in te korte tijd’. Ook, meenden zij, dat deze nieuwe opzet waarschijnlijk moeilijk aanvaardbaar was voor de vrijwilligers. Er kwamen aanpassingen. En er kwam ook een professioneel ontwerp van Ecoplan. Hiermee hoopte het Natuurmuseum de beide verantwoordelijke ministeries (LNV en Onderwijs) te overtuigen subsidie te verlenen, zodat alle Groningse kinderwerktuinen op termijn omgevormd zouden kunnen worden (lees hier het artikel dat Roelke Posthumus in 1991 hierover voor Oase schreef). Deze subsidieaanvraag zou helaas niet worden gehonoreerd. Waardoor ook dit project, net als het Schoolnatuurtuinproject een voortijdig einde leek te vinden.
Maar er is blijkbaar toch goed zaad gezaaid. Want toen we vele jaren later (in 2017 en 2018) de kinderwerktuinen van Paddepoel en Beijum (waar Harry Holsteijn en Ger van Dam nog steeds als tuinleiders werkten!) in het kader van het onderzoek ‘Jong leren moestuinieren’ weer eens bezochten, zagen we dat er in de loop van de tijd, in het tempo dat kennelijk als passend is ervaren, heel wat van de dromen van 1990 toch werkelijkheid zijn geworden!