Het was april 1988, toen wij beseften dat ons werk als coördinator en educatief medewerker in Heemtuin Muntendam in elk geval voor ons persoonlijk geen toekomst meer zou hebben. We dachten nog een paar maanden – nadat de Europese subsidiepot waar ons salaris twee jaar lang uit betaald werd in januari leeg was, en wij dus niet meer betaald konden worden – dat we dit mooie werk ook best met behoud van uitkering konden voortzetten. Maar daar werd hardhandig een stevige stok voor gestoken: dat mocht officieel niet en als we toch bleven werken betekende dat het einde van onze uitkering. Tja, wat nu? We probeerden, zoals vaker in ons leven, van een probleem een oplossing te maken: door het plotseling wegvallen van ons heemtuinwerk hadden we nu ineens wel de tijd en vooral ook de energie om iets te gaan doen waar we de voorgaande jaren te weinig aan toe waren gekomen: andere heemtuinen bezoeken. Wie weet zouden we een tuin vinden waar we zouden kunnen werken… We waren in Heemtuin Muntendam echt enthousiast geworden voor de talrijke mogelijkheden die zo’n tuin biedt om mensen dichter bij de natuur te brengen.
We zijn er ook altijd van uit gegaan dat we vast niet de enigen zijn met een bepaald probleem en dat het zinnig is oplossingen uit te wisselen. Of het nu gaat om een vegetatie die zich niet naar verwachting ontwikkelt of verlies van een baan. Er valt altijd veel van elkaars ervaringen te leren.
Omdat we gemerkt hadden dat we uiteindelijk zelf nergens terecht konden toen we ontslag aangezegd kregen, leek het ons ook belangrijk te kijken of er een samenwerkingsverband tussen de heemtuinen mogelijk en gewenst zou zijn, zodat anderen voortaan in dergelijke situaties wel ergens aan zouden kunnen kloppen. Bovendien: zo’n samenwerkingsverband was mogelijk iets waar we perspectief voor ons eigen verdere werkleven uit zouden kunnen ontwikkelen.
Verder lezen
We kenden uiteraard wel een paar andere tuinen die enigszins met de onze vergelijkbaar waren en hadden ook enkele rapporten gevonden met lijsten. Maar we hadden absoluut niet het idee dat we een volledig overzicht hadden. Er was natuurlijk nog geen internet, dus dat zoeken verliep heel wat moeizamer dan nu het geval zou zijn geweest. We ervoeren het als een ware ontdekkingsreis.
We woonden in die tijd op het Westeind in Zuidbroek (Oost-Groningen). Heel decentraal dus voor een onderzoek in heel Nederland. Het was daarom fijn dat we een deel van het onderzoek ook vanuit Schiedam konden doen waar Marianne’s ouders woonden. Een enkele keer konden we ook overnachten op andere adressen, zoals bij onze voormalige buren, Peter Sloep en Sioe-li Liem, die naar Zuid-Limburg waren verhuisd, maar ook in NIVON-huizen. We reisden altijd per trein of bus, vaak aansluitend nog een flink stuk per huurfiets. We ontdekten – naast de tuinen die al op lijstjes voorkwamen – steeds ook weer nieuwe tuinen, die we nader wilden leren kennen. Om het niet oeverloos te maken hebben we al gauw duidelijke criteria geformuleerd.
Van mei tot en met september (be)zochten we heem- en natuurtuinen in heel Nederland (zie de foto’s in de PPT). We begonnen in Zuid-Limburg. De Zuid-Limburgse heemtuinen waren weliswaar heel anders dan we in Groningen gewend waren, maar dat verhoogde alleen maar onze interesse. Met toenemend enthousiasme gingen we op pad. We kregen een steeds betere neus voor waar zich nog onbekende juweeltjes bevonden. Soms maakten we van te voren een afspraak, maar dat lukte niet altijd. We maakten ter plekke altijd foto’s van kenmerkende tuindelen, noteerden alles wat wetenswaardig was (we hadden daarvoor een uitgebreid formulier) en verzamelden folders en ander p.r. materiaal. Als we met beheerders of andere medewerkers aan de praat kwamen informeerden we ook altijd of ze belangstelling zouden hebben voor een samenwerkingsverband. Daar werd unaniem positief op gereageerd.
Toen we meenden de meeste heem- en natuurtuinen in Nederland wel gevonden en bezocht te hebben, zijn we alle onderzoeksgegevens gaan verwerken. Er bestond nog geen Excel, dus de gegevens kwamen – handgeschreven – op lange lijsten in kolommen. Die gegevens analyseerden we zorgvuldig en we verwerkten de resultaten hiervan tot leesbare teksten, die uiteindelijk gezamenlijk het rapport ‘Heem- en natuurtuinen geïnventariseerd’ vormden. De uitgetypte teksten, ideeën voor de vormgeving en het illustratiemateriaal stuurden we in het voorjaar van 1989 naar Henk van Halm van het IVN in Amsterdam (wij hadden op dat moment zelf nog geen computer) en hij had bij een eerdere ontmoeting toegezegd er een mooi ‘boekje’ van te maken. Wat daar ook de reden van geweest is weten we niet, maar het zou vanaf het moment dat wij alles ingeleverd hadden nog ruim een jaar duren voordat het rapport klaar was. Eind mei 1990 werd het rapport vanuit Amsterdam toegestuurd naar ca. 220 adressen (de adressenlijst was door ons samengesteld). Naast de heemtuinen leek het ons ook belangrijk dat de wilde plantenkwekers, landschapsbeheersorganisaties, NME consulenten en bijvoorbeeld ook een aantal basisscholen met een schoolnatuurtuin op de hoogte zouden worden gebracht van ons onderzoek. In een bijgevoegde brief was te lezen dat het rapport voor 14,50 (inclusief verzendkosten) te bestellen was bij het IVN. Reacties op de vraag of mensen actief betrokken wilden worden bij de oprichting van een landelijke werkgroep / vereniging voor heem- en natuurtuinen, konden rechtstreeks naar ons adres in Zuidbroek gestuurd worden. Lezers konden ook aankruisen dat ze graag op de hoogte wilden worden gehouden van eventuele toekomstige activiteiten. We ontvingen bemoedigend veel antwoordstrookjes. Veel mensen gaven op het strookje ook aanvullingen door of complimenten. Acht mensen, beheerders van heemtuinen uit alle delen van Nederland, hadden aangekruist dat ze actief betrokken wilden worden bij de oprichting van een Landelijke werkgroep of Vereniging. Deze mensen ontvingen van ons een uitnodiging voor een bijeenkomst in het weekend van 27/28 oktober 1990 in de Jeugdherberg in Soest. Deze bijeenkomst was de start van de Landelijke Werkgroep Heem- en Natuurtuinen.
Het rapport werd ook daarna nog hier en daar verkocht, zelf ontvingen we 20 exemplaren om verder te verspreiden en er waren ook een aantal openbare bibliotheken waar het rapport (gebonden en verstevigd tot een bibliotheekboek) kon worden geleend. Daardoor kwamen ook na de eerste grote verzending nog regelmatig reacties bij ons binnen.
Onze ontdekkingstocht had ook veel geschikt materiaal opgeleverd voor een heemtuinengids. Deze gids werd gepresenteerd in Thijsse’s Hof op 25 april 1992 tijdens het eerste Oase weekend, dat onder de titel ‘Terug naar de bron’ door ons georganiseerd was. Het tijdschrift was toen pas een jaar oud en het aantal abonnees nog niet groot, maar het enthousiasme en de behoefte om elkaar te leren kennen waren dat wel. Aan dit weekend namen ruim 80 mensen deel! Het was een zeer geslaagde eerste ontmoeting van Oase-lezers. Er zouden er nog heel wat volgen. De toon was gezet.