In het voorjaar van 1990 werden we uitgenodigd mee te denken en werken in een kort daarvoor opgerichte Werkgroep Schoolnatuurtuinen.
De werkgroep bestond naast ons uit Marjan Margadant, Hans en Wouter van der Lans en Maya Roozen die resp. vanuit de pedagogische, ecologische en natuureducatieve hoek er voor wilden gaan zorgen dat de vele ideeën in het bronnenboek De tuin om de school – wat doe je ermee? (1982) van Kees Both c.s. ook daadwerkelijk uitgevoerd zouden gaan worden.
Na de eerste bijeenkomst in de stad Groningen zijn we direct aan de slag gegaan met een inventarisatie onderzoek. We hadden net het heemtuin inventarisatie onderzoek achter de rug en zaten dus nog in een flow. Vol elan gingen we aan de slag en ontdekten al snel dat er vooral in Duitsland heel veel gebeurd was op dat gebied. Een jaar ervoor hadden we hetzelfde al ervaren in Zwitserland bij ons bezoek aan Solothurn.
En ook in Nederland hadden we al van een aantal interessante schoolnatuurtuinen gehoord. Die zijn we in die periode snel gaan bezoeken.
We vroegen bij een aantal Duitse bondslanden en NME-centra informatie aan. Deze werd ons steeds zonder probleem toegestuurd. Daardoor konden we een gefundeerde keuze maken welke voor ons gemakkelijk bereikbare Duitse steden de moeite van een exemplarisch onderzoek waard zouden zijn. We kozen voor Bremen, niet ver van Groningen waar we toen woonden, en Keulen en omgeving, waar we vaak genoeg kwamen vanwege familiebezoek.
Door de publicaties die we ontvangen hadden waren we ook nieuwsgierig naar andere bondslanden en steden, vooral het Berlijnse boekje ‘Pausenträume’ sprong er uit. Daar wilden we zeker nog eens naar toe!
Omdat er enige tijd zat tussen de werkgroepbijeenkomsten lukte het ons bij de tweede bijeenkomst een behoorlijk gedetailleerde analyse te presenteren. We konden niet alleen een aantal inspirerende binnen- en buitenlandse voorbeelden laten zien (beschrijvingen en foto’s), maar hadden ook gekeken welke elementen we aantroffen in die schoolnatuurtuinen. Van al deze elementen beschreven we vervolgens n.a.v. ons veldonderzoek, maar ook gebaseerd op de literatuur die we verzameld hadden, wat de beste argumenten waren om het betreffende element op een schoolplein aan te leggen, maar ook welke problemen op de loer lagen. We vonden in de publicaties veel ontwerp-, aanleg- en beheertips. De educatieve gebruiksmogelijkheden van ieder element hadden natuurlijk onze bijzondere aandacht. Tenslotte gaven we aan waar we het element uitgevoerd hadden gezien.
Met deze analyse en de vele foto’s en het campagnemateriaal konden we ook onze medewerkgroepleden nog enthousiaster maken dan ze al waren. We bedachten samen een tiental elementen waarmee een groen schoolplein zijn naam eer aan zou kunnen doen. Per element maakte Ecoplan een ontwerptekening en een begroting. Op basis van een door Marjan Margadant ontwikkelde pedagogische rode draad gingen wij aan de slag met het maken van lesmateriaal. We konden daarbij, dankzij Maya Roozen, dankbaar gebruik maken van het NME-materiaal dat door het Natuurmuseum in Groningen ontwikkeld en verzameld was. We maakten lesmateriaal per leeftijdsgroep (onder-, midden- en bovenbouw). Van de 10 geplande thema’s zijn er door ons vier helemaal uitgewerkt: Vlinderheuvel, Sluiermuur, Vogelbosje, Kringloophoek. Helaas bleek toen dat de aangevraagde subsidie om het hele project op landelijke schaal van de grond te krijgen niet gehonoreerd zou worden. De drie mappen met de vier thema’s die al wel klaar waren, bleken voor een aantal NME-centra toch voldoende de moeite waard om aangeschaft te worden. Op dat moment was het heel spijtig dat we er niet verder aan konden werken. Maar – zoals dat vaak gaat – achteraf konden we er wel vrede mee hebben, omdat door de opkomst van Wilde Weelde (vanaf 1994) het veel gemakkelijker werd om op allerlei locaties in Nederland op professioneel niveau schoolnatuurtuinen / groene schoolpleinen aan te leggen, passend bij de regio en schooltypes.